Molen en de molenaars in de Mieden van Oosterbierum

Door: Gerrit Herrema, Holwerd (nov. 2014)
Ongeveer vijftien jaar geleden kwam in een gesprek met een familielid het molenaarswerk van mijn pake Pieter op de Amerikaanse windwatermolen van Oosterbierum in de voormalige gemeente Barradeel ter sprake.
We konden ons nog herinneren dat pake en beppe 'op de mieden' ten zuiden van het dorp woonden en dat er een aantal mogelijkheden waren om daar te komen.
Eén er van was via de met sintels verharde Slachte, dan de eerste Miedweg en tenslotte nog over een reed langs een perceel weiland en het bouwland van pake.
Een ander pad was dat vanuit het dorp over de 'Wyngaardensbrêge' bij de kerk, de verharde reed naar de boerderij van Wijngaarden, dan het pad schuin door het weiland, over 'het zet' van de uitstroomsloot van de molen en dan het polderdijkje langs en tenslotte over het bruggetje naar de molenaarswoning.
Die herinneringen aan vroeger was voor mij de aanleiding om in de archieven te gaan zoeken naar informatie over die betrekking en het werk als molenaar.
Zodoende ben ik in Harlingen op het toenmalige kantoor van het waterschap Noardlik Westergoa in de notulen en paperassen van het Waterschap De Oosterbierumerpolder gedoken.
Een schat aan informatie die veel tijd vroeg om door te nemen en samen te vatten.
Ook probeerde ik informatie en documentatiemateriaal te verzamelen van familieleden.
Uiteindelijk is de informatie beperkt gebleven tot het werk en de werkomstandigheden van mijn pake.
Nu, vijftien jaar later, heb ik de draad weer opgepakt en ben met modernere hulpmiddelen gaan zoeken naar documenten, foto's, informatie op internet, enz. en dan in een breder kader dan alleen het werk van mijn pake.
Een andere reden om opnieuw aan de slag te gaan was de expositie in de zomer van 2014 over Amerikaanse windmotoren in het Frysk Lânboumuseum te Earnewâld waar ik als vrijwilliger meestal één dag per week onderdak heb.
Bij het voorbereiden van zo'n expositie komt veel documentatiemateriaal beschikbaar over de bouw, de werking en het onderhoud van die molens.
Vandaar nu enige informatie over mijn pake en 'zijn' molens.
Pake Pieter Douma
Mijn pake is Pieter (1887-1967), zoon van Teke Douma en Berber Norbruis, is in 1910 getrouwd met beppe Antje, (1887- 1954), dochter van Jeppe Dijkstra en Lourenske van der Molen.
Hij was toen boerenarbeider bij boer Jan Doekes Oosterbaan in Klooster LidIum en ze woonden op de 'Ald Pleats' gelegen tussen de boerderij van Jan Doekes Oosterbaan aan de Bjussedyk en de boerderij van Pieter Wijngaarden, aan de 'Opfeart' naar de molen in de Mieden, ten zuiden van het dorp Oosterbierum.
Naast het werk als boerenarbeider is hij molenaar geworden van de oude Monnikmolen die in de archiefstukken van De Oosterbierumerpolder veelal 'De zuidermolen' wordt genoemd.
Wanneer hij molenaar geworden is heb ik nog niet precies vast kunnen stellen, maar bij de oprichting van het Waterschap De Oosterbierumerpolder in 1919, was hij en Jacobus Mebius, molenaar van de Noorder- of Koehoolstermolen van het zelfde waterschap, reeds in functie, zoals uit de notulen van de vergadering van Ingelanden op 19 augustus 1920 blijkt:

'Omtrent deze benoeming was vooraf bepaald dat, onverminderd het recht van het bestuur om de molenaar overeenkomstig artikel 11 zijner instructie te schorsen en te ontslaan, de benoeming geschiedt voor één jaar, aan te vangen den 12 Mei 1921, welk tijdvak echter telkens met stilzwijging met één jaar wordt verlengd, tenzij opzegging door een der partijen mocht plaats hebben, zullen de in dat geval de betrekking eindigen met den twaalfden Mei van het jaar volgend op dat, waarin de opzegging geschiedt.
De belooning van elk der molenaars werd bepaald op drie honderd gulden (f300,--) per jaar, driemaandelijks te voldoen benevens het gebruik als ambtswoning van het molenaarshuis c.a. bij elk der molens aanwezig.
De geldelijke belooning van de molenaar van de Zuidermolen zal worden verminder met één honderd vijftig gulden per jaar, waarvoor de molenaar het gebruik verkrijgt van het bij den molen gelegen perceel bouwland, kadastraal bekend Gemeente Sexbierum, Sectie D, nommer 952, groot 94 are en 50 centiare.
Dit recht van gebruik zal eindigen in de herfst, het beëindigen van de molenaarsbetrekking voorafgaande’.

Met deze benoeming verhuisden pake en beppe, met hun kinderen Taeke (*1912) en Lourenske (*1917) naar de molenaarswoning in de Mieden.
Daarvoor woonde Ritske Stellingwerf (1853-1941) 'sinds mensenheugenis op de molen'.
Mogelijk dat de vader van Ritske en zijn gezin de eerste bewoners geweest zijn van de molenaarswoning die tussen 1835 en 1865 gebouwd moet zijn en dat Ritske Johannes Stellingwerf, één van de oprichters van de Particuliere Oosterbierumerpolder in 1813, zijn grootvader geweest is.
Wie het weet mag het zeggen, want er zijn geen archiefstukken van die polder bewaard gebleven.
Naast het werk bij de molen moesten in het najaar door de molenaar de tochtsloten van de polder worden gehekkeld, of zoals geregeld in de documenten voorkomt, 'gevlagd' worden.
Dit hekkelen of flaagjen gebeurde handmatig met een 'snijseine' en een 'hekkel' en dat was zwaar werk.
Het was niet alleen het riet dat aan de slootkanten groeide maar ook de dekens van waterplanten in de sloot die verwijderd moesten worden.
In sommige jaren werd voor het extra werk van het 'vlaggen' van de molenuitwatering een extra beloning toegekend.
In 1922 werd door het bestuur overeengekomen met boer Oosterbaan dat het waterschap 45% van de kosten van de rentezegels ging betalen.
Dat zou in kunnen houden dat het molenaarswerk bijna de helft van een betrekking is als boerenarbeider.

Per 1 mei 1947 heeft mijn pake op eigen verzoek ontslag genomen als molenaar en is opgevolgd door mijn omke Taeke Douma die tot 1 april 1964 molenaar op de Zuidermolen is geweest.
Pake en beppe zijn toen naar het dorp verhuisd.
In 1964 is Hein Dijkstra molenaar geworden tot aan het moment dat de molen in het begin van de zeventigerjaren van de vorige eeuw buitenwerking gesteld is.
Hein was reeds molenaar op de Noorder- of Koehoolstermolen.

De oude Monnikmolen.
Aanvankelijk was mijn pake molenaar op een ouderwetse houten met riet gedekte molen zoals er honderden in Friesland gebouwd zijn.
Volgens de landelijke molendatabase betreft het een z.g. grondzeiler, een met riet gedekte poldermolen met een stenen onderstuk.
De romp is een achtkante bovenkruier en de beide roeden zijn zelfzwichtend.
Deze molen, evenals de Noorder- of Koehoolstermolen, wordt reeds genoemd bij de oprichting van de Particuliere 'Oosterbierumerpolder' in 1813, als zijnde het eigendom van 'aannemers en stichters' van de nog oudere Oosterbierumerzuiderpolder en de Oosterbierumer-noorderpolder.
Beide molens hebben een vlucht van 48 voet (= ca. 14,40 meter).
Deze bemalingswerktuigen en de hekken, dammen, duikers, enz. zijn opgenomen in de notariële stichtingsakte van de nieuwe polder, terwijl de investeerders eigenaar van die polderwerken bleven, ook nadat alle kosten van afschrijving en rente uit de geïnde maalgelden betaald waren.
Waarschijnlijk zijn deze bepolderingswerken in 1835 overgedragen aan de Oosterbierumpolder.
De beide molenaarswoningen worden daarbij niet genoemd en zullen dus later gebouwd zijn.
In 1919 wordt de Particuliere 'Oosterbierumerpolder' omgezet in een boezemwaterschap met de naam 'De Oosterbierumerpolder'.
Boezemwaterschappen werden opgericht door de Provinciale Staten, op verzoek van de 'gecommitteerden' van de oude polder, en hebben zich te houden aan het Algemeen Reglement voor boezemwaterschappen dat in ons geval opgesteld is door de Provincie Friesland.
Daarnaast zijn er Bijzondere reglementen per waterschap opgesteld.
Het personeel krijgt daarmee de rechtspositie van een ambtenaar en er vindt een pensioenopbouw plaats.
Per notariële akte wordt bij notaris G.D. Boswijk te Sexbierum de tenaamstelling van 'Particuliere Oosterbierumerpolder' veranderd in 'Waterschap De Oosterbierumer-polder' en gaan dus ook de molens, de woningen, het bouwland en de opvaart naar het dorp over naar het nieuw gevormde waterschap.
De eerste bestuursleden van het waterschap, tevens zijnde de laatste bestuursleden van de oude particulier polder, zijn Jan Doekes Oosterbaan landbouwer te Klooster Lidlum, Pieter Wijngaarden, Bote Sijbes Houtsma, Sjoerd Willems Janzen , en Roelof Bruinsma landbouwers te Oosterbierum.
Het nieuwe reglement op de Boezenwaterschappen schrijft voor dat er een instructie moet komen voor de molenaars en de secretaris- ontvanger, uitgewerkt in het Bijzondere Reglement van het Waterschap 'De Oosterbierumerpolder'.
Uit de instructie voor de molenaars ontlenen we de navolgende informatie:
Art. 1. De molenaar is verplicht de molen te bemalen tot genoegen van het Waterschapsbestuur, zulks zowel bi] nacht als bij dag, met in achtneming van het door het Bestuur bepaalde peil.
Art. 2. De molenaar zal verplicht zijn, wanneer het Bestuur zulks nodig oordeelt en aan hem opdraagt, ook des nachts en des zondags den molen te bemalen.
Hij zal alsdan een extra vergoeding ontvangen van f. 4,-- voor iedere nacht en iedere zondag waarop door hem gemalen wordt.
Wanneer de molenaar niet in staat is deze extra werkzaamheden uit te voeren zal hem daarvoor hulp worden verschaft.
Art. 3. De molenaar moet zorgen dat de molen tijdig en voldoende wordt gesmeerd en in alle opzichten in 't vet wordt gehouden. ( .... )
Art. 5. De molenaar moet de molen zelf bemalen.
Bij ongesteldheid en in 4 andere gevallen zal hij zich, na bekomen toestemming van de voorzitter, kunnen doen vervangen door een manspersoon niet jonger dan 20 jaar.
Art. 6. Zolang de molen in werking is, zal de molenaar zich daarvan niet meer dan 100 meter mogen verwijderen.
Gedurende het malen mag de molen niet worden gekruid.
Art. 6a. In den molen mag geen vlas worden gebraakt en zulken geene werkzaamheden worden verricht, waardoor schade aan de molen of brandgevaar kan ontstaan.
Art. 7. De zeilen, het touwwerk en de gereedschappen moeten steeds goed worden bewaard, geborgen en hersteld.
Het mo!enaarshuis met bijbehoren en het molenerf moeten steeds zindelijk en netjes worden bewoond en onderhouden.(....)
Art. 9. De tochtsloten van het Waterschap zullen in de maanden Augustus en September door de molenaars goed worden schoongemaakt, zulks tot genoegen van het Bestuur, hetwelk de gedeelten zal aanwijzen dewelke door elk der molenaars moeten worden behandeld.
Wanneer het Bestuur verlangt moeten de molenaars, tegen een behoorlijken extra belooning, tevens de molenuitwatering 'vlaggen'
Art. 10. Bij iedere overtreding dezer instructie zal het Bestuur vier gulden op het loon van den molenaar kunnen inhouden.(....)
Zoals het met alle bouwwerken gaat komt er uiteindelijk onderhoud aan de molens en ook de premie voor de brandverzekering loopt de spuigaten uit.
In 1928 is de schroef van de zuidermolen 'geheel defect' zodat het bestuur om gaat zien naar een nieuwe molen of een gemaal met een motor of elektrische motor.
De heer J. Houtsma vindt dat het Waterschap wel met één nieuwe grote windmotor bij 'de grote put' aan de zeedijk toe kan.
Dat wordt moeilijk omdat de landerijen ten zuiden van het dorp lager liggen dan het land aan weerszijden van de weg Tzummarum-Oosterbierum-Sexbierum.
Architect A. Oosterbaan uit Sint Annaparochie krijgt opdracht om plannen voor een nieuwe molen uit te werken.
Na enkele besprekingen met de Ingelanden wordt met 41 tegen 15 stemmen besloten om een nieuwe Amerikaanse windmotor aan te schaffen.
Tegenstemmers zijn F. Riemkema, G. Andringa, T. Swart, M. Houtsma en M. van Straten (elk met 2 stemmen) en de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk (met 5 stemmen).
Er wordt prijsopgaven gevraagd bij Werkspoor - Agricco voor een nieuwe Amerikaanse windmotor met een raddiameter van 9 meter en een capaciteit van 500 m3/uur.
Omdat de inlichtingen over Werkspoor niet zo gunstig waren stapt men over naar N.V.
Het Landbouwhuis te Sneek voor een offerte van een Hercules windmotor.
Tijdens de beraadslagingen komt er een aanbod dat er een gebruikte molen uit Terzool overgenomen kan worden.
Deze molen heeft en raddiameter van 10 meter en 150 m3/uur meer capaciteit met dezelfde opvoerhoogte van het water.
De prijs voor de tweedehands, grotere, molen ligt ruim f 700,-- lager dan die van een kleinere nieuwe, zodat uiteindelijk gekozen wordt voor de gebruikte Hercules windmotor uit Terzool.
De molen wordt 'als nieuw' door Het Landbouwhuis geleverd.
Na een aantal jaren ontstaat er een meningsverschil over het begrip 'als nieuw' en komen er Vrij hoge onderhoudskosten, hetgeen geresulteerd heeft dat het onderhoud uitbesteed word aan de Firma Mous te Balk.