Bij foto:
1747. Pietersbierum getekend door Pieter Idserts Portier.
Deze man was stadspoortwachter in Franeker, 1698-29.4.1781.
Hij was op 2.3.1744 provinciaal landschapstekenaar aan de Franeker Hoogeschool.
Werk van hem is in het Friesch Museum.
Achter de terp is het slot van Hottinga te zien.
Hottinga is gesloopt in 1844-45.
Scan van de fotografische reproductie van Portier's tekening, die mijn vader, S.K. de Boer, heeft laten maken.
Onder het behoor van dit dorp behoorde vroeger Kronenburg.
Toen in 1315 ook Friesland door een zware pest geteisterd werd, werd onder het behoor van dit dorp eene begraafplaats aangelegd, het oude kerkhof,onder welke benaming het lang is voorgekomen.
Dat daar ter plaatse ooit eenige kerk gestaan heeft is zeer onzeker.
In 1498 leed ook dit dorp veel onder den wreeden Walta, in dienst bij Saksers.
Evenals andere dorpen in deze gemeente, had ook omstreeks het midden der 16e eeuw dit dorp vicarilanden, groot 82½
Pondemaat, die in 1543 voor 40 goudguldens verhuurd werden.
Deze prijs was hoog bij de landerijen van andere dorpen vergeleken, en dit strekt tot bewijs, dat dit uitnemend land was.
Bij den zwaren storm op den 7 October 1756 verging nevens dit dorp het Embder beurtschip, waarop zich 17 menschen bevonden.
Ondanks de mogelijkheid tot redding, en hoezeer een vermogend heer met zijne vrouw, die zich op het schip bevonden, groote geldsommen voor de redding aanboden, waren er in dien noodlottigen avond of nacht twee aldaar wonende personen, die met vermaak(zoo men verhaalt en van dien tijd af verhaald heeft) de slooping van het vaartuig door den vreselijken storm, aanzagen, het geschrei en de noodkreten der stervende schepelingen met eene ongeloofbare hardvochtigheid hoorden en op een schuurtje gezeten slechts den stond waarnamen wanneer zij de schatten en goederen, die ruimschoots in het schip aanwezig waren, konden rooven en binnen brengen gelijk dat oogenblik weldra verscheenen zij zich meester van hun prooi maakten.
De genoemde heer en zijne echtgenoot werden gevonden en op het kerkhof te Sexbierum begraven, waar een fraaije grafzerk aan de noordzijde der kerk nog heden het graf van deze ongelukkige, doch aanzienlijke vreemdelingen aanwijst.
Om de nog levende nakomelingen wil, zegt de schrijver van bovenstaande ramp, had hij de namen dezer menschen niet willen noemen, hoewel ze nog overvloedig genoeg bekend moeten wezen.
Echter voegt hij er bij , dat de gewetensangst , die deze ellendigen na dit feit hebben ondervonden, hun al de genoegens van den bekomen buit tien dubbel deed verliezen, terwijl al hunne nakomelingen in ellende en gebrek hebben geleefd of omgekomen zijn.
Bij een hevig onweder, op den 13 October, sloeg de bliksem in de schuur van den landbouwer Gerlof F.Jongma, waar geen blusschen mogelijk was.
Een oogenblik later werd de toren van dit dorp getroffen, waardoor toren, kerk, klokken en orgel eene prooi des vuurs werd.
L.C. 27 Aug. 1885.