PASTOORS GEBROEDERLIJK ONDER HET ATELIER.

PIETERSBIERUM – Onverwacht doken middeleeuwse priesterzerken op in een negentiende eeuwse kerk.
Verbazing in Pietersbierum.

Dat er grafstenen onder de kerkvloer in Pietersbierum lagen, wist kunstenaar Klaas Werumeus Buning al jaren.
Nadat hij de leegstaande kerk had gekocht, ontdekte hij de zerken bij het vernieuwen van slechte stukken vloer.
Nooit had hij echter vermoed dat het hier om unieke middeleeuwse stenen ging.
De kerk is al jaren niet meer in gebruik.
De slinkende hervormde gemeenschap in het toch al kleine dorpje deed er afstand van, waarna Buning het gebouw overnam als atelier.
De kerk is weliswaar rijksmonument, maar werd pas in 1845 gebouwd. Ontwerper was de beroemde Thomas Romein, die in Leeuwarden het Paleis van Justitie en de Beurs (bibliotheek) ontwierp.
De voorloper van dit godshuis brandde in 1843 af, maar was toen nog geen 35 jaar oud.
De zerken moeten dateren van een nog oudere kerk, die hier voor 1810 stond.
Het was een belangrijk godshuis, ook al zou je dat nu niet verwachten in het kleine dorpje bij Sexbierum.
,,ln mei kreeg ik iemand op bezoek die geïnteresseerd was in genealogie", vertelt de kunstenaar.
Toen het gesprek toch over oude dingen ging, bracht hij de grafstenen ter sprake.
Zouden die misschien bijzonder zijn? Jazeker, constateerde de bezoeker bij het zien van foto's die Buning ervan had gemaakt.
Meteen werden deskundigen erbij geroepen.
Toen zij de zerkenbegin juli bekeken, zagen zij onmiddellijk dat het om grafzerken van middeleeuwse pastoors ging.
Het zijn afdekplaten die bovenop sarcofagen hebben gelegen.
Deze stenen grafkisten zijn zelf niet teruggevonden.
Er kwam wel een derde steen tevoorschijn, zonder opschrift.
Pastoorzerken van voor 15oo zijn bijzonder zeldzaam.
,,Yn Fryslân binne der mar sa'n tsien", zegt Hessel de Walle van de Grêfskriftekommisje van de Fryske Akademy.
De steen van priester Ulbe heeft een wapen met hierop een miskelk.
Die kelk staat symbool voor het priesterberoep.
Het wapen waarin de kelk werd geplaatst, is echter zeer ongebruikelijk voor de vijftiende eeuw.
Andere wapens zijn tot nu toe nooit aangetroffen op Friese priesterzerken uit die tijd.
Wie weet, was Ulbe een ijdele pastoor.
Op de ene steen staat: ,,int iaer ons heren m cccc en I xix op sinte iohannes baptista d(ach) do stoerf her wlbe personer hyr bigraven bide voer die zie(l),,.
Hieruit valt op te maken dat priester Ulbe op 24 juni 1469 is overleden.
De andere zerk meldt de dood van pastoor Hessel in 1476.
Deskundige Otto Roemeling uit Hurdegaryp kon beide pastoorsnamen aanwijzen in oude oorkonden.
Ulbe en Hessel werden genoemd in de kerkelijke functies van vicaris en pastoor in Pietersbierum.
Ulbe moet ook getuige zijn geweest voor een testament van Gerland Hermanna in 1456.
Latijn en Fries werden in de vijftiende eeuw vaak toegepast bij het opstellen van oficiële stukken.
Toch zijn de grafschriften opgesteld in het Middelnederlands, net als teksten op verschillende andere zerken uit die tijd.
Waarom hiervoor gekozen werd, is niet duidelijk.
De zerken liggen niet op hunoorspronkelijke plaats en hebben enige brandschade, vermoedelijk uit 1843.
Dat ze er nog liggen, betekent dat bouwlieden er zowel in 1810 als 1845 eerbied voor hebben gehad.
Er zijn geen eerdere meldingen bekend van de zerken.
Zouden er nog meer bijzondere vondsten onder de vloer kunnen liggen?
Buning sluit het niet uit.
Een deel van de planken is er nog nooit uit geweest.

Uit L.C. 10 juli 2012.

Nieuwe attractie Pietersbierum

PIETERSBIERUM - Dat Ulbe en Hessel ooit een rol hebben gespeeld in Pietersbierum en omgeving was wel bekend.
Het waren rooms katholieke geestelijken, waarschijnlijk net iets belangrijker dan een gewone pastoor.
Het staat te lezen in oude kronieken.
In 1469 stierf Hessel en zeven jaren later Ulbe.
Maar waar ze werden begraven werd niet in de annalen vermeld.
Daarvoor waren ze blijkbaar toch te onbelangrijk.
Beide heren raakten in de vergetelheid, tot drie weken geleden.
Toen de houten vloer van de kerk in Pietersbierum werd gelicht en Hessel de Walle, lid van de Fryske Grêfstiennen Kommisje van de Fryske Academie de zerk bestudeerde.
Tot zijn grote verbazing las hij dat Hessel en Ulbe hier begraven waren, althans dat hun zerken er lagen en dat waarschijnlijk al eeuwenlang.

Maar het oog van Hessel viel eerst op het wapenschild op een van de zerken.
Het had de vorm van een kelk.
Het is een bekend priesterwapen.
Er zijn er meer van gevonden in Friesland, maar nog nooit een uit de vijftiende eeuw.
De Walle: "Dit is de âldste dy wy yn Fryslân fûn hawwe."
Zeker een eeuw ouder dan eerder gevonden is in de provincie.
En daarmee heeft Friesland er een belangrijke historische bron bij.
Het is namelijk opmerkelijk dat een geestelijke uit die tijd al dit wapenschild al gebruikte.
De Walle verwondert zich erover.
Het opschrift is in gotische letters uitgebeiteld.
De Walle deed er ruim vier uur over om het te ontcijferen.
Niet omdat het niet leesbaar is, maar omdat de gotische letters soms moeilijk te ontcijferen zijn.
Vooral de r wijkt nogal af.
Aan de taal ligt het niet.
Dat is geen latijn, zoals te doen gebruikelijk was in die tijd bij geestelijken, maar in het zogenaamde middel- Nederlands.
Een vroege variant van wat wij spreken.
De Walle: 'As jo it rêstich foarlêze is it gewoan foar ús te begripen."
Hij leest voor: "int iaer ons heren mccc en I xix op sinte iohannes baptista d do stoerf her wlbe personer hyr bigraven bide voer die zie." en op de andere: "int iaer ons heren mccc I xxvi staerf hr hessel pson to peters bere des dagh nae sinte laurentius".

Volgens de bronnen waren Ulbe en Hessel respectievelijk vicarus en pastoor te Pietersbierum in de jaren vijftig en zestig van de vijftiende eeuw.
Ulbe wordt al genoemd in een Latijnse oorkonde uit 1456. Op 17 januari zette hij als getuige en executeur-testamentair zijn handtekening onder een testament. Het kwam toen vaker voor dat een geestelijke een soort notaris was, aldus deskundige Roemeling uit Hurdegryp.

Klaas Werumeus Buning De ontdekking van de twee zerken werd gedaan door de eigenaar van de kerk, Klaas Werumeus Biining. Hij kocht de kerk om er zijn professie in uit te voeren. Klaas is kunstenaar en dat is te zien. In de kerk staan overal schildersattributen en schilderijen op ezels. Sommige afgemaakt, aan andere wordt nog gewerkt. Ruim tien jaar geleden lichtte hij en zijn broer de vloer om de zaak hier en daar te controleren. Hun oog viel toen op een zerk. Klaas maakte er een foto van, maar besefte niet wat hij in feite had gevonden en waarvan hij de eigenaar was. De vloer ging er weer over heen en dat bleef zo totdat iemand zich aandiende met de vraag of een van zijn familieleden in de kerk begraven was. Klaas: "No dat wie net it gefal, mar ik liet him wol de foto’s fan de zerken dy't wy yn 2001 fûn hienen sjen. En dy foto’s binne op de ien of oare wize by Hessel de Walle terjochte kaam." En die vroeg of hij de zerken mocht zien. Drie weken geleden gebeurde dit. De commissie kwam op visite en de vloer ging weer open en toen zagen ze tot hun grote verrassing dat er twee zerken lagen. Klaas wist dat wel: "Dy iene is folle jonger", zei hij. En dat klopte ook, zegt De Walle lachend. "Sàn jier".

Sarcofaag De zerken blijven voorlopig liggen waar ze liggen. De Walle denkt niet dat er een kist of een kelder onder ligt. "Normaal sprutsen leit in grêf altyd east - west. De deade leit mei de fuorten nei it easten. As de Heare op de Dei Des Oardeels, de lêste dei, komt geane de grêven iepen en rjochtsje de deaden har fuortdaliks nei it easten op. Nei de Heare, want dy stiet yn it easten. Sa stiet it yn de bibel. " Een van de zerken ligt niet oost-west en dus denkt De Walle dat het graf is geruimd. Dat gebeurde in de Napoleontische tijd (begin negentiende eeuw-red.), toen begraven in de kerk werd verboden. De Walle denkt dat het om een deksel van een sarcofaag gaat. De sarcofaag is vermoedelijk verdwenen. Het deksel is gemaakt van rood Bremer zandsteen, zegt hij. Niet dat de klei daar ook vandaan moet komen, maar toch. De Walle herkent het als een bijzondere vondst. Als het aan hem ligt worden de zerken ten toon gesteld. Dat gebeurt volgens hem in Friesland veel te weinig. De Friezen gaan in zijn optiek niet goed om met deze monumentale kunststukken. De Walle: "Yn Berltsum leit de stien fan bygelyks de mem fan Pieter Stuyvesand. Dêr steane gewoan stuollen op. De minsken hawwe gjin idee. It is net te begripen dat se sa'n wichtige stien fan sa'n wichtige frou gewoan wer op de flier lein ha. Yn it bûtenlân wurde sokke grêfmonuminten rjochtop sette tsjin de muorre fan de tsjerke oan sa dat jo se goed bestudearjeen der fan genietsje kinne. Wy moatte folle grutsker wêze op ús ferline."

Brand Een van de zerken is voor een deel zwart uitgeslagen. Klaas heeft er een verklaring voor. "Dat moat te krijenhawwe mei de brân yn 1845. De bliksum sloech yn en de hiele tsjerke baamde ôf. Arsjitekt Thbmas Romein hat doe in niie tekene en dy is boud. Romêin is ek bekend fan de Beurs en it Gerjochtsgebou yn Ljouwert. Dat swarte moat 'fan de brân kommen wêze." Volgens de deskundigen was de kerk nog niet zo oud. Hij werd in 1810 gebouwd op de plek van een oudere kerk. Wat er met de zerken gaat gebeuren weet Klaas nog niet. Ze blijven in ieder geval in Pietersbierum en in de kerk. Klaas: "Ja. Se geane net nei in museum of sa ta. Se heare hjir thús. Earst geane de Planken der wer oerhinne, mar ik wol it sa meitsje dat minsken, dy it wolle, de zerken noch besjen kinne. Miskien komt der in lûk of glês yn de flier, Ik wit it noch net. Mar de zerken bliuwe hjir. Naast de twee zerken lag nog een steen. Maar die heeft geen opschrift. De Walle hoopt zijn onderzoek door te kunnen zetten in de kerk. Hij vermoedt dat er nog meer zerken liggen.

GG. Extra 18-7-2012.