Het ijs werd gebruikt voor het bewaren van zuivelprodukten, boter enz.
Haitsma heeft later toen hij ouder werd, voor zichzelf een nieuw huis gebouwd naast zijn eigen huis.
Hij was toen aan zijn pensioen toe, en is toen in 't nieuwe huis gegaan.
Het huis met werkplaats en dat hok en omliggend terrein is toen verkocht aan Douwe Dokter, vader van Sipke en Klaas Dokter, boer en hovenier aan de Swaerderwei.
De laatste is getrouwd met een dochter van Haitsma, die had drie dochters.
Op de plaats van Dokter woonde voordien Germ.Swart, de vader van vrouw Santema-Swart.
Die is toen zijn vader Jan Swart opgevolgd.
Zo langzaam aan ben ik wat uit de koers geraakt, ik was bezig met de buren en aan Arjen en Maartje toe, die zijn later verhuisd naar Tzummarum, Arjen was arbeider bij Minne Hiddinga op de plaats waar nu Brolsma woont.
Ze hebben later ook nog op de plaats gewoond, waar nu de tuinman Henk de Haan woont, daar woonden 3 gezinnen in het voorhuis, en later woonden ze op de Westerbuorren, hier woont hun jongste zoon Klaas nu nog, Zo goed als ik meen.
Zijn vrouw is een Sijbesma, en er zijn ook nog al wat kinderen.

Toen de familie Kuiken hier weg was, kregen we als buren de fam. Johannes Ferwerda en Geertje, dat was juist voor de mobilisatie van 14-18.
Zíj hadden een zoon Douwe, ongetrouwd thuis en 2 getrouwde dochters.
De oudste Wiep was getrouwd met Sietse de Jong, die hadden 1 zoon, die woont nu in Nij Bethanië met zijn vrouw, hij is daar ingekomen toen zijn ouders overleden waren.
Hij was gehandicapt, zijn ene hand en arm kon hij niks meer mee.
Hij is als jongetje van een kar gevallen en dat is toen niet goed behandeld, hij heeft nooit kunnen werken.
De andere dochter van Joh. en Geertje, Anna was ook getrouwd, ze woonden in St.Jacob, haar man Gerrit Tempel, die was ook soldaat in 14-18.
Zij hadden een dochtertje Geertje Anna, die is toen hier bij haar ouders gekomen, ook al omdat haar moeder minder werd.
Toen de oorlog over was is haar man hier ook gekomen.
De oude Geertje was toen al overleden.
Het was in 1919 toen is de familie naar St.Jacob verhuisd.

De nieuwe buren waren Jan Tjeerds Zwager en Gaatske Cuperus, ze hadden toen 1 zoon Tjeerd van 2 jaar, later hebben ze hier naast ons nog 2 jongens Jan en Douwe en ook nog een meisje gekregen.
Tjeerd, de oudste heeft 40 jaar bij de familie v.d.Weg gewerkt.
Hij was nog ongetrouwd, hij is 54 jaar geworden, hij had last van hoge bloeddruk en is plotseling overleden.
Zijn broer Jan, die wel getrouwd was, is ook niet oud geworden, dat is toen ook nogal vlug gegaan, hij woonde in Arum, hij had 2 zoons Jan en Andries, tweelingen, en ook 2 meisjes, Jannie, dat was de oudste, en Gonnie, de jongste van de 4.
Douwe, de derde zoon, is nu de loonwerker Zwager en zoon in Tzummarum.
Douwe is de vrouw in '87 kwijtgeraakt, zij is nogal lang ziek geweest, ze waren al 25 jaar getrouwd geweest.
Er zijn 3 kinderen, Jan Tjeerd en 2 meisjes, Berber en Gaatske.

En nu nog even over Douwe zijn zuster Knierke, die is ook getrouwd, wonen nu nog op 't Bildt omdat ze nogal eens verhuist, weet ik niet waar precies.
Haar man was een hollander, Jan Muns.
Zijn vader was toen viskoopman, Jan was niet groot van stuk, maar handig was hij wel hij pakte van alles aan.

Ze hebben 1 zoon en 4 meisjes gekregen.
De zoon Tjeerd, het oudste meisje noemden ze Zus, de tweede Gerda, en de andere twee waren tweelingen.
Ik weet het niet zeker maar het is mogelijk dat ze allemaal getrouwd zijn.
Jan heeft eigenlijk nooit een baas gehad, hij heeft verschillende oude huisjes gekocht en die knapte hij zelf helemaal op en als het klaar was, zocht hij weer een ander en werd het eerste verkocht.
Zo is hij altijd bezig geweest, vandaar dat ze nogal eens verhuisden.
Ik ga nu nog eens terug naar onze buren Freerk en Anna, die hebben in de zomer van 1918 een stjelp in Tzummarum laten bouwen, en voorjaar '19 zijn ze daar heen gegaan, er was ruimte voor 2 gezinnen, hun dochter Richtje en Gerrit, die woonden toen in de middelste kamer, van de 3 huizen van Jurjen Westra.
Ze zijn toen naast hun ouders gaan wonen.
Ze hebben er toen een paar stukken land bij gehuurd, Freerk had altijd al 6 pndm dat lag aan dat laantje tussen de Berepolle en de plaats van Klaas de Vries, het was een pad tussen de Hearewei en de Hornestreek, en dan ging er ook zo'n pad naar de Zeedijk, dat laatste pad was wel eens met schelpen opgeknapt, daar kon men met de fiets ook wel langs, het eerste was groen, er was anders geen verkeer, dan naar en van het aanliggende land, Gerrit die huurde toen ook een paar percelen in de plaats van Bierma, waar nu Henk de Haan de tuinder op woont.
Ze hadden een paard en ook 6 ŕ 7 koeien.

Wij kregen toen als buren Tjeerd Zwager en Jantsie, de ouders van onze andere buren, Jan en Gaatske.
Zíj woonden eerder in het huis waar nu Douwe Zwager woont.
Die was toen bij v.d.Weg al aan het werk en dochter Tietje nog naar school.
In de woning no 12 woonden toen Pieter v.d.Zee en Anna, de pake en beppe van Hein v.d.Zee, die zijn vader was toen nog vrijgezel.
Zíj waren in 't werk bij Siebren v.d. Staag, op de plaats van L. Anema, Jacob is later ook nog bij Auke Wierda in ’t werk geweest, en hij is 4 jaar in dienst geweest, en toen dat afgelopen was, is hij bij Sieds Miedema gaan werken, die v.d.Staag opgevolgd was.
1924 in de herfst is hij getrouwd en toen zijn zijn ouders verhuisd naar het huis naast de winkel, en waren Jacob en Emma onze buren geworden, zij zijn de laatsten geweest, voor Jan Postma die hier wel plannen had om zich hier te vestigen maar het is er nooit van gekomen.
Jacob en Emma hebben het meer dan 50 jaar volgehouden bij ons op het streekje en Jan Zwager en Gaatske ook, die eerst op no 16 woonden en later op no 10.
In mei 1945 zijn toen Hendrik Boomsma en Dirkje Groeneveld naast ons komen wonen.

Op de 15e mei is toen mijn moeder overleden.
Zíj is maar een paar dagen ziek geweest, het was diphteritus een besmettelijke keelziekte.
Het begon op een zaterdagavond, het was die dag prachtig mooi weer, en wij hadden op de 3 pndm bij het spoordok koolzaad gezaaid en dat stond toen in volle bloei.
Daar wou moeder even naar kijken, vader en moeder zijn er toen bij geweest, zij waren er heen gewandeld, en toen ze weer thuis waren, klaagde moeder, dat ze zo moe was.
De zondagsmorgen had ze een pijnlijke keel.
-

We hebben toen dokter Gramsbergen uit Minnertsga gehaald, hij dacht dat het keelziekte diphteritus was, en vertelde er al bij, dat hij er geen mediecijn voor had, maar zou het rode kruis nog eens bellen misschien dat daar een kans was, en hij kwam morgen weer kijken.
Hij is toen weer geweest en hij had ook een beetje serum gekregen, maar het was te weinig, hij heeft moeder er mee ingespoten, maar het hielp niet genoeg, moeder had veel pijn, ze zeí dadelijk al, ik ben nog nooit zo geweest.
Dokter is toen die dinsdag nog eens geweest, het was in de namiddag, hij vond de toestand wel ernstig maar nog niet gevaarlijk.
Ikzelf en vader en Albert, zagen er geen licht meer in.
Ik ben toen mijn zuster gaan waarschuwen en toen is mijn zwager nog geweest, mijn zuster was bij haar dochtertje gebleven.
Moeder zei toen tegen Jan, Jantje moet hier nu niet meer komen, dat kan morgen wel.
Jan vroeg haar of Jantje nog komen moest.
Dat was om zeven uur 's avonds.
Maar haar toestand werd steeds slechter, om acht uur zei ik tegen vader en Albert, gaan jullie maar naar bed, op zolder, ik blijf bij haar waken.
Om een uur of 11 wou ze op de pot, ze moest wat missen zeí ze, ik heb toen vader en Albert geroepen, en geprobeerd haar te helpen, maar ze werd bewusteloos ondertussen en ze is toen niet meer bij kennis gekomen.

We hadden hier toen een paar dagen eerder ook een evacuee uit Limburg gekregen een jongeman.
Hij was getrouwd, zijn vrouw was in verwachting van hun eerste kind.
Zij was met haar ouders bij Bouke en Jekke ingekwartierd.
Omdat hij daar niet meer bij kon, en hij liefst zo dicht mogelijk bij zijn familie wou zijn, is hij bij ons gekomen.
Hij kwam hier toen uit Duitsland uit een werkkamp.
Ik denk zelf dat hier de besmetting met diphterie van moeder vandaan is gekomen.
Toen moeder deze gevaarlijke ziekte kreeg, durfde hij niet meer bij ons te blijven.
Zijn vrouw was ondertussen bevallen van een zoon, die ze Victor noemden omdat we nu bevrijd waren.
Er zijn toen feesten gevierd op verschillende plaatsen, en hier ook, in de schuur bij Bouke en Jekke.
Wij zíjn daar niet bij geweest, maar er is toen veel pret gemaakt, onder leiding van Coks, de schoonvader van onze logee die Harrie Gillekens heette.
De schuur was vol.
Later is er weer feest geweest in Tzummarum, op de zaal van het Wapen van Barradeel, er waren ook Canadezen bij aanwezig.
De evacuees konden toen nog niet terug naar hun eigen huizen, omdat de meesten kapot waren, en het spul dat waarde had was gestolen.
Het duurde nogal even voordat de mensen terug konden.
Harrie is, toen moeder begraven, en de boel ontsmet was, nog een poosje blijven slapen, overdag was hij bij zijn familie op de boerderij.

Bij bakker de Vries, die bij ons ook op het streekje woonde, waren ook 2 evacuees, een moeder met een grote dochter.
Bij de familie Zwager waren ook 2, een oude vrouw en een kleine jongen.
Die zijn ouders waren bij Boomsma, waar nu Huizinga woont en 2 grote kinderen waren bij buurman Miedema.
Bij boer Rienks was een echtpaar.
Verder zijn er nog 2 jonge mannen geweest, die kwamen toen eerst bij Minne Kamstra die toen met zíjn vrouw en 1 jongen die nog naar school moest, in het vierde huis, op de streek van Siebe Faber.
Maar die beide heren hadden hogere eisen, en toen werden ze eerst nog naar Simon v.d.Zee, de ouders van Jelte, die nu het spul bewoont, het laatste voor de zeedijk in Dijkshoek.
-

Daar namen ze ook geen genoegen mee.
Ze zijn toen naar Minnertga gegaan, maar eerst wou men ze daar ook niet hebben.
Boer Miedema en ik zijn toen naar Sexbierum geweest, naar de Jong, de armmeester, die had de leiding van de hele gemeente.
Minnertsga beweerde toen dat er geen plaats meer was voor die 2 man.
De Jong heeft er even werk van gemaakt, en toen was er wel plaats.
Zoals altijd als er grote verandering zijn, komen er moeilijkheden voor en hier dus ook, maar ze hebben het hier redelijk kunnen oplossen.
Toen de mensen hier aankwamen met de trein, zijn ze eerst in de openbare school in Minnertsga opgevangen, hebben daar eerst eten en drinken gekregen, ze hadden een hele dag in de trein gezeten.
De trein had een hele omweg door Duitsland moeten maken, om hier in het noorden te komen.
We hebben de mensen toen op de late avond met boerewagens opgehaald, dat was een hele operatie, het was winter en er lag wat sneeuw.
Maar ze kregen hier toch allemaal een onderdak.
De trein waarmee ze zijn gekomen, was afgeladen met mensen uit Limburg, en ze werden verdeeld over heel Barradeel en het Bildt, en meer plaatsen aan de spoorweg.
Toen de oorlog over was en er aan alle kanten hard werd gewerkt om de huizen weer bewoonbaar te maken, en er zijn toen al gauw mensen terug gegaan om zelf zo mogelijk te helpen.

En nu ga ik weer even terug naar het begin in 1905 en '06, toen wij hier in Firdgum gekomen zijn.
We hebben 1 jaar in het hoekhuis van Jurjen Westra gewoond.
De familie A.Kuiken woonde daar ook naast ons en in de zuidelijke van de drie woonde Wiltje Schaafsma, met zijn oude schoonmoeder en 3 dochters, zijn vrouw was al overleden.
Hij werkte toen bij de oude Bouke v.d.Weg en hij heeft voor zijn dood geen andere baas meer gehad, hij was toen al een oude nan.
In de huizen waar nu Sjoerd de Boer woont, woonden toen aan de noordkant, de ouders van mijn moeder Albert de Haan en Jantje Hoekstra, beppe was een zuster van de in dit schrijven genoemde Cornelis Hoekstra.
In de zuidelijke kamer woonden toen Hendrik Visbeek en Metje, die hadden 3 dochters, Geertje, Liesbeth en Afke en 1 zoon, Klaas, hij kwam na Geertje.
Afke is nog in leven meen ik, toen de foto's in de krant stonden heeft ze mij nog gebeld, ze wou graag nog eens met ons praten.
Dat is er toen niet van gekomen, ze was ook al 80 geweest en kon ook niet meer lopen.
Liesbeth is met mij op school gekomen, en Sijke Groeneveld en Griet Miedema, Griet Schiphof en Auke Wierda.
Het was op 1 april 1909.
Auke was een kleinzoon van de toen op de plaats van Vogels wonende Auke Wierda, en zijn ouders Jacob en Fetsje woonden toen in de zuidelijke kant van het arbeidershuis van de beide die er nu nog staan.
Ze hadden ook nog een dochter Sijke, die was een jaar of 2 jonger.
Er hebben verschillende gezinnen naast Jacob Wierda gewoond en de eersten die ik me nog kan herinneren, was Klaas Buwalda en Sietske, dat waren de ouders van de op de schoolfoto genoemde Griet Buwalda.
Er was meen ik ook nog een zoon, die heb ik nooit gezien, die sukkelde toen al en hij is ook gestorven.
Na Buwalda kwam de familie Klaas Keizer en Aafje, achternaam weet ik niet.
Ze kwamen van het Bildt, ze hadden al volwassen kinderen, drie zoons, Willem, Andries en Tjeerd en ook drie dochters Elske, Akke en Ynskje.
Na deze is er nog een arbeider geweest, die zijn naam weet ik niet, maar het waren nog jonge mensen.

Ze hebben er niet lang gewoond, ze zijn toen naar ik meen naar Wier verhuisd.
In de jaren'09 of '10 is toen de boerderij geheel verbouwd.
In de grote schuur zat toen een gewone koestal en ook de paardestal, dat is toen veranderd in alleen een paardestal en aan de noordkant, een meter of 10 van de oude stal een nieuwe hollandse stal gebouwd, en aan de westkant van de nieuwe stal is toen de hooischuur gebouwd, en daar zaten ook 3 merriehokken en een hok voor een stier in, en een nachthok voor de kippen, die zaten op een zoldertje een paar meter omhoog.
Er waren 2 grote vakken voor hooi en 2 kleine voor voerbieten en andere zakken.
Op de nieuwe stal was een grote zolder daar kwam toen het vlas voor de brakers meest op, en ook wel eens wat hooi.
De aannemer was een zekere Gjalt Bloembergen uit Rottevalle. Hij was familie van Gjalt Bloembergen, de grootvader van de nu nog in Minnertsga woenende Gjalt Bloembergen, die ook timmerman was, evenals de laatste zíjn vader Roel.
Mijn vader is daar zolang als het karwei duurde als opperman bezig geweest.

De aannemer is toen als zelfstandige gestopt.
Hij kreeg toen in Leeuwarden een vaste baan bij de Gemeentewerken.
Hij heeft vader toen gevraagd of die er ook voor voelde om mee te gaan naar de stad, daar wou hij zíjn best wel voor doen.
Daar is toen niks van gekomen want moeder wou hier blijven.
Toen vader nog vrijgezel was, is hij ook in Duitsland geweest, hij heeft daar ook in de bouw en op de kolenmijnen, er niet in, en ook wel aan de spoorwegen gewerkt, dat was voor 1900, in 1901 is hij toen getrouwd.
Hij werkte toen ook in de bouw ook als opperman bij een ploeg metselaars uit Tzummarum.
Een familie Knol, een vader Bote en zoons Siebe en Jacob.
Ze hebben toen in Menaldum een boerderij gebouwd.
Ze verkeerden dan de hele week in de keet en zaterdag naar huis.
Fietsen waren er toen nog niet en dus moesten ze lopen.

Ik ga nu nog even terug, ik ben wat vlug gegaan.
Vader is in 1875 geboren en toen hij 10 jaar was werkte hij als ploegdrijver bij Doeke Oosterbaan, De vader van de latere voorzitter van de Friese Maatschappij van Landbouw.
-