En dit was zo'n mooie lichtbruine merrie. die ook op de plaats was geboren.
De boer heeft het dier toen verkocht, voor een, voor die tijd hoge prijs.
Met ons werk waren we doorgegaan, we kregen weer een nieuwe leerling in het span, daar was ook weer wat mee, die trapte niet, maar als de teugels bij het keren over zijn rug gleden, dan begon het dier met zijn staart te zwaaien, en dan duurde het niet lang, dan sloeg hij er mee over de teugel heen, dan kneep bij zijn staart tussen de benen, en dan ging het soms zo raar dat hij als een hond op zijn kont zat.
Dan moesten we de staart omhoog trekken om de teugel er onder vandaan te halen.
Toen we wisten dat de lange staart vast moest, knoopten we die vast aan een streng, dan kon hij hiet zo hoog slingeren.
Al zulke feiten kon men bij v.d.Weg verwachten, die hield wel van wat aktie geloof ik, hij handelde ook wel es wat, een avontuurtje lag hem wel.
Als jongens kregen we alle paarden in handen, we hebben wel vreemde dingen meegemaakt, maar als het soms es verkeerd afliep dan was de boer niet kwaad, hij heeft wel eens gezegd, ik heb liever dat je hol vliegt, dan dat er geleuterd wordt.

Het was het voorjaar 1920 geloof ik, toen moest er vlas gezaaid worden, en daar moest ik me volgens de boer maar eens mee proberen te redden.
Ik zag daar wel tegen op, maar vader, die het anders ook wel deed zei, je moet daarom denken, eerst de akkers tellen, en dan uitrekenen hoeveel zaad er per akker over moest, en dan eerst es proberen, hoe de viool zowat staan moet, en denk er om, het is in het laatst altijd beter, als er zaad over is, dan als het te gauw op is.
En zo ben ik aan het karwei begonnen.
Het land was de 4˝ op de mieden, waar het huis, aan de oude meer op stond.
Hoelang ik er over gedaan heb, weet ik niet meer, maar het is me gelukt, en toen het vlas op kwam, bleek het goed terecht gekomen te zijn.
Later heb ik het nooit weer gedaan, er kwamen toen machines, die het zaad direct onder de grond brachten, alles op dezelfde diepte, dan kwam het egaler boven.
Als het met de viool of met de hand gezaaid werd, dan haperde het wel eens aan een vlugge opkomst, vooral bij droogte.

In 1921 zijn vader en ik weer los gaan werken, vader wou aangenomen werk hebben, en dat past v.d.Weg niet, en toen heeft hij bij Rienks, 7 pondemaat aardappels aangenomen, wieden en rooien.
we zijn toen ook bij Wiersma aan het werk geweest, die was toen zetboer voor Klaas Oosterbaan, die toen naar het Bildt was verhuisd, waar hij een plaats had gekocht, en omdat zijn huurjaren nog niet om waren, er een bedrijfsleider opgezet.
Na enkele jaren is de plaats toen verkocht.
Wiersma is toen zelf boer geworden, aan de Langhuisterweg onder St.Anna, hij was inmiddels getrouwd met Zwaantje de Beer, een dochter van Germ de Beer, boer in de Westhoek St.Jac. Par. de vader van Jan die zijn vader opvolgde.
Op die zelfde boerderij woont nu, in I989 een van zijn dochters, die getrouwd is met een van Gelder.

Nog even terug naar Lou Wiersma, we zijn daar ook geweest te aardappelwieden, hij had geen vast personeel.
We zíjn in die zomer ook bij de polder aan het hekkelen geweest.

Er stond toen haast geen water in de sloten, we liepen op de zandbanken langs.
Toen in de herfst de aardappels er uit moesten, hebben we daar 3 weken werk mee gehad.
Toen moesten er bieten naar de fabriek, Rienks wou dat wij dat zouden doen, we hebben toen 1˝ pondemaat voor hem gerooid, en daarna ook nog zo'n perceeltje voor Bouke Spanjer, die woonde toen nog in het huis van Siebe Faber, Bouke was toen zowat winkelier en hij ventte er ook bij, en hij had een paar stukjes land in gebruik
. Dat was 1˝ pondemaat, de helft van 3 pondemaat, die nu bij Theo Binnema in gebruik is aan de Hearewei west van het erf.
De andere helft was in gebruik bij een Sieswerda, dat was een broer van een arbeider van Binnema, toen nog Doede de vader van Theo, die arbeider heette Klaas Sieswerda en zijn vrouw Sjoerdje, ze hadden 2 jongens, een Hendrik en een Hidde.
Later is dit gezin nog verhuisd naar de Hornestreek.
Ik heb al eerder over hen geschreven. ze woonden toen naast Tjitte Jansen, waar ik ook een stuk je over verneld heb, ze werkten toen ook bij Oosterbaan.

Nu nog even terug naar Spanjer, die had ruim 1 pondemaat aan de weg, waar nu, J.Visser woont en voordien de fam.de Wit woonde.
Hij huurde dat stukje land toen voor f.110,=
De huren waren toen nogal hoog.
Hij zaaide er vlas in, en dat groeide voorspoedig op, hij verkocht het op steel voor f 500, = In die herfst werd er door de Kerkvoogdij hier, een paar percelen bouwland verhuurd, 2˝ pondemaat op de mieden, en 2 pondemaat aan de weg, naar Dijkshoek, en daar naast nog 3 pondemaat, die in kleine stukken verhuurd waren, aan dorpsbewoners die er belang bij hadden
. Daar had vader ook al een stukje in gebruik.
Hij heeft toen een briefje ingelverd met een bod van f110, = per pondemaat op het perceeltje op de mieden, dat was grasland, waar 1 vrucht op gestaan had.
Het land werd ons toegewezen.
Het perceel aan de weg kreeg Hendrik Pieters Tolsma in huur voor welk bedrag aan huur, dat weet ik niet, maar wel minder dan ons.

Het eerste jaar was direct een slecht jaar voor beiden.
Vader had op de wester helft, het was lang land 220 meter met een dwars voor erin, vroege aardappels en wortels.
De aardappels dat werden allemaal onderzeeërs, een halve vrucht, daarna werden er rapen in geplant, dat lukte nog wel.
De wortels dat werd een beste vrucht, een grote opbrengst.
Op de helft oost, stonden Rode star aardappels, die opbrengst was goed, maar ze zijn verrot aan de hoop.
En met de rapen ging dat net zo.
wat de aardappers opgeleverd hebben, dat weet ik niet precies.
De deugd was goed, maar ze werden aan de hoop, langzamerhand allemaal ziek, ze zíjn toen voor veevoer weggegaan, voor 60 cent de korf.
Dat jaar werd zodoende een beste strop.
Ook Tolsma, de andere huurder beleefde hetzelfde, die had er meteen genoeg van.
Hij gaf het land weer terug.
Het werd toen weer verhuurd, vader heeft toen dat er bij gehuurd.
Hij is altijd optimist gebleven, het zou wel es weer anders worden, zei hij dan.
AIs ik het goed heb, dan kreeg hij het land voor f.80, = het pondemaat, 30 gld. minder dan het andere.
Er werd voor 3 jaar gehuurd, en huur vooruit, daar kreeg hij rente voor terug.

Voor 1923 werden er nieuwe poters gekocht.
Ik had er bij vader op aan gedrongen om gekeurde poters aan te schaffen, hij was daar niet zo voor, hij zocht altijd de mooiste knollen wel uit, maar als het spul dan boven de grond kwam, dan bleek wel wat goed en verkeerd was, wat goed was dat groeide direct, de anderen kwamen wel boven de grond, maar even later waren ze slap.
Vader zei dan, ze worden afgevreten, maar dat was de Ricetonia, omdat ze niet ontsmet waren, hoewel vader ze we1 gewassen had in gewoon water.
We hebben toen Eerstelingen van de Z.P.C. gekregen, die al gebroeid en ontsmet waren, ze kwamen van Jaap Jensma van de Hornestreek en van IJnte Elsinga van Minnertsga.
Toen ik bij Jensma kwam om eens te zien, wat voor spul het was, zei hij, als je ze direct mee wilt nemen, er staat wel een paard op stal en een wagentje is er ook wel, en haal die uit Minnertsga dan ook maar even op, dan is het één drukte.
Dat was geschikt van Jensna.
Er is toen op de 2 aan de weg, 1˝ pondemaat Eerstelingen gepoot en een half pondemaat wortels.

De aardappels werden gekeurd met een 9 door de K.T.Z. later is dat de N.A.K. geworden, toen werden de cijfers door letters A.B.C. vervangen, en werd er alleen door de N.A.K. gekeurd alles onder een nummer, bij de export mochten er geen andere kaarten meer gebruikt worden en alle zakken onder lood met een label er aan.
In elke zak een door de N.A.K. gedrukte kaart, waarop de soort, maat keuringsletter, en de datum van Plombering en ook het Telersnummer.
Als er bij aankomst in het buitenland klachten kwamen, dan kon men aan de kaart zien waar de zaak vandaan kwam als er soms nog zieke of bevroren knollen in voor kwamen.
Daar bleef de teler verantwoordelijk voor.

Het is ook wel eens gebeurd vooral bij vorstig weer, dat de wagens niet goed ingepakt waren, of dat bij de grens de douaneambtenaar de deur niet goed had afgesloten, of de verpakking vernield, dan werd er uitgezocht wie de schade had veroorzaakt, als het bij de teler lag, dan werd de partij retour gestuurd op zijn kosten.
Dat was niet best, wij hebben dat gelukkig nooit meegemaakt.
Het is natuurlijk zo, ieder weet zelf wel wat er in de zakken komt, op de mogelijke gebreken, ziekten, vorst en beschadigingen moet ekstra gelet worden.

De N.A.K. en de Planten Ziekten kundige dienst waren niet voor niks streng.
Toen die er nog niet waren, is er vaak geknoeid met de herkomst van de poters, buitenlandse werden als Fries verkocht en ongekeurde kregen een certificaat van de handelaar zelf.
In die tijd werden er hier ook loodsen door Belgische firma's gebouwd, dan wist men waar de poters vandaan kwamen, als in de zomer de vrucht op het veld stond, kwamen ze zelf om het gewas te bezichtigen.
Ze gingen dan bij de telers langs, die de hoogste letters gekregen hadden, bij de eerste keuring, er werd gedurende de groei altijd 3 keer een keuring verricht.
Als het de eerste keer aI zichtbaar was dat het gewas te veel open plaatsen had, dan werd het op een C gezet, en als er wel eens 4% uit de honderd verwijderd waren, en verder geen zieke planten, dan werd het soms wel eens op een A gezet, maar bij de tweede keuring kwam de A kommissie, en dan werd er nog een B voor in de plaats gezet, dit is ons zelf ook gebeurd, ofschoon de rayonhoofdkeurmeester het perceel ook goed gekeurd had.

Als men dan in beroep wou gaan tegen deze uitslag, dan moest er eerst I00 gulden opgestuurd naar Wageningen, dan kwamen er twee specialisten, als men in het gelijk werd gesteld, kreeg men het geld terug, zo niet dan was men het kwijt, dat we hebben er geen drukte meer van gemaakt want er werd na de veldkeuring, als de knollen zich aI flink ontwikkeld hadden een kiemproef genomen en tijdens de groei werden er blaadjes geplukt, die op het laboratorium onderzocht werden.
Zo kon het gebeuren dat de zaak aI aan de hoop zat, voordat de juiste uitslag bekend was.
Dat was wel lastig want dan kon er niet geveild worden.
In de jaren 21 en 22 en 23 werkte ik bij v.d.Weg, vader had toen werk genoeg voor zichzelf en mijn zuster was toen ook al van school af en AIbert was er de laatste 2 jaar ook af, en met wieden in de wortels, en met aardappelrooien, hielp noeder ook mee.
In de herfst van 22 moest ik voor de militaire dienst gekeurd worden, ik werd goedgekeurd. worden, ik werd goedgekeurd.
We waren met z'n drieën uit ons dorp, de al eerder genoemde Willem Sijes en Jaap Westra, de oom van Jurjen Westra.
Willem werd afgekeurd, maar Jaap niet.
In het volgende jaar hebben we geloot, en dat liep best af, er waren 57 candidaten, ik was een der eersten, die aan de beurt was, en ik trok nummer 56 op 1 na hoogste.
Jaap kreeg bij de laatsten de beurt, er zaten maar enkele briefjes meer in.
We hadden opgelet wat er uitgegaan was, er moest nog 1 boven de 50 inzetten. En hoe was het mogelijk, Jaap trok het eruit, nr 51.
We juichten luid, dat zinde de majoor die erbij aanwezig was zeker niet, want hij brulde: "Stilte! !" Maar wij waren vrij.

In datzelfde jaar '23 was Albert ook van school gekomen, en zijn neef Albert de Haan, de broer van Roel ook.
De boer wou de beide knapen en mij toen aan het aardappelpoten hebben, endat is toen gebeurd, we hebben de meesten toen gezet.
In het laatst kregen we nog even hulp, het was aangenomen werk.
In die herfst zijn we toen ook met ons eigen gezin aan het rooien geweest.
AIbert de Haan moest toen zijn vader helpen, die kon hem toen niet missen.
Het was in die herfst nogal vaak buiig weer, en de grond was nat.
Toen de aardappels eruit waren, knapte het weer op.
Ik heb toen nog een hele tijd achter de ploeg gelopen, het weer was toen best, en er is toen nog heel wat gezaaid, en het ploegen kon goed afgemaakt worden .
Tijdens het rooien waren de kleine aardappels naar huis gebracht en over de sorteer gedaan, om de grond eruit te krijgen, en het kriel, dat kon dan opgevoerd worden, de anderen werden dan op de tuin aan de hoop gezet, als in het voorjaar de poters in de bakken moesten, dan werden ze weer binnen gehaald, en die verkocht moesten worden werden over de handzeef klaar gemaakt, de leestafel was er toen nog niet, die is later gekomen.

In die zomer van '23 hebben we hier ook nog een feest gehad.
Koningin Wilhelmina was toen 25 jaar op de troon geweest, met muziek van het korps van Tzummarum en met volksspelen, het was in begin september en er is gedanst op het schoolplein.
In 1926 is er weer een feest geweest, toen had onze school 25 jaar bestaan.
Dat werd toen op het Oude Hof gehouden, bezuiden de boerderij van v.d.Weg en het weer was prachtig, ook muziek erbij, en ’s avonds dansen in de schuur.
Zo ging dat in die tijd, er was toen nog geen vereniging, het werd zomaar even op touw gezet, en iedereen deed mee.

Er zijn verschillende dingen gedaan, mannen moesten zittende op een ton zonder bodem, die om een paal was gehangen en met zeep ingesmeerd was, zichzelf langs de paal, die een paar meter boven de grond stond, uittrekken, en dat was niet gemakkelijk.
Door de gladde paal, draaide de ton bij de minste beweging over de kant, en dan lag men in het stro op de grond.
Soms had iemand beide benen om de ton geslagen, en dan hing hij met het hoofd omlaag, voor mannen en vrouwen was er een wedstrijd met kruiwagens, de man achter de kruiwagen en de vrouw erin, dan over hindernissen, en op het andere eind de man in de kruiwagen 2 span tegenelkaar, wie het eerst op het beginpunt terug was.
Voor degenen boven de 45 jaar, was er voor paren, die door loting bij elkaar waren gekomen, ook een wedstrijd, de man geblindoekt die door de vrouwom de verschillende hindernissen gestuurd moest worden.
Verder was voor de jongere mannen een kaatspartij, en een hardloopwedstrijd.

In de na-oorlogse jaren hebben we hier ook nog wel een hardrijderij gehad, die werd toen gehouden op de vaart, aan de westkant van de brug, daar werden de banen aangelegd.
Het hele dorp deed mee, mannen en vrouwen apart, en in paren, en in leeftijdsgroepen.
Voor die tijd, het was in 1917, toen was ik 13 jaar, het was toen een lange en strenge winter, er is toen ook een dergelijke wedstrijd gehouden, op de opvaart bij v.d.Weg, en later ook nog eens op de vaart bij Dokter zijn hof, het rechte stuk, dat Oost/West loopt.
Later hebben we ook nog eens op het spoordok een wedstrijd gehad, dat trof toen niet zo nooi, het ijs was dik genoeg, maar een paar dagen dooi was er de oorzaak van, dat er water op het ijs was gekomen, toen kwam er een pak sneeuw, ende vorst kwam met harde wind terug.
De ijsvloer werd toen erg hobbelig, maar de zaak is toch doorgegaan.
Er zijn toen geen ongelukken gebeurd, maar er zijn wel natte broeken en rokken opgelopen, het ijs bestond uit 2 lagen, ertussen water dat er tijdens doorheen begon te komen en dan kwam er een plas, viel men erin, dan kon men wel droge kleren halen.
Maar ondanks alles is de dag goed geslaagd.

De winter van '28 op '29 was ook een strenge,en lange winter, en er zijn ook wel wedstrijden gehouden, hier in Firdgum, op de put bij Gouke Reitsma, daar was een prachtige baan, en alle ruimte.