Elke boerderij is een bijzonder merkteken in het Friese landschap.

Tegelijk is de ”plaets” een groot geschiedenis boek, een onuitputtelijke bron voor verhalen en anekdotes.
In het kader van het jaar van de boerderij op deze plaats iedere zaterdag verhalen over boerderijen en hun bewoners.
Sexbierum.- Een groot herenhuis met een te kleine schuur.
Twee voordeuren een halve slotgracht en een reusachtige beuk.
Latsma-State in Sexbierum houdt het midden tussen een chic buiten en een aards boerenbedrijf.
Die tweeslachtigheid bepaalt niet alleen het aanzicht maar ook levens van de opvolgende generaties eigenaren.
De trotse boerderij op de smalle strook tussen het dorp en de Waddenzee is er een uit een reeks die de steenrijke reder Jacob Willem Hanekuijk uit Harlingen in 1852 liet bouwen in de noordwesthoek.
Hij bracht zijn fortuin van de zee naar het land.
Na de neergang van de walvisvaart zocht hij een andere manier om zijn geld te beleggen.
De redersfamilie gebruikte de state niet alleen als belegging maar ook als buitenverblijf.
Dwars door het enorme voorhuis loopt een brede marmeren gang die het woongedeelte in tween scheidt.
Aan de voorkant het zomerverblijf van de grondbezitter, aan de andere kant het onderkomen van de pachters.
Ieder zijn uitgang.
De heer stapte vanuit het huis door de openslaande deuren zijn ”plaisirtuin”in, de boer stond aan de achterzijde direct in de schuur.
”De gong wie de grins.”, weet Auke Swart nog van zijn pake.
”As de Hanekuijks der yn de simmer op besite wiene, dan wiene de gong en it foarhůs ferbean terrein”.
Het pachtcontract van pake Auke Swart bevatte een lange reeks van uitgewerkte bepalingen ten gerieve van de eigenaar.
Zo moest er altijd een plekje in de schuur vrij gehouden worden voor het rijtuig van de redersfamilie.
Artikel 15 van het contract verplichte de pachter de schuur regelmatig te ontdoen van spinrag.
De boerderij lijkt nog steeds vrij van spinnenwebben.
”Wij hâlde fan opromjen, ja dat der yn bleaun,”lacht Wike Swart.
Was pake contractueel verplicht om jaarlijks een wagen schelpenzand over het erf uit te strooien, de Swarts laten na de laatste bietenwagen elk jaar een vrachtwagen grind komen.
Het erf moet netjes blijven.
In 1920 kocht pake Auke de boerderij van de redersfamilie.
Kleinzoon Auke en zijn vrouw Wike zijn de derde generatie Swart op Latsma-State. En de laatste.
Geen van hun kinderen ziet nog heil in in het akkerbouwbedrijf.
Vader en moeder geven hun geen ongelijk”Wij hawwe te min lân”.
Toen zij zelf in 1986 de boel overnamen was het omliggende land inmiddels verkocht. En de boerderij nogal verwaarloosd.
Door persoonlijke besognes had Auke’s vader het land te gelde gemaakt en bespaard op het onderhoud.
”Wy hawwe doe in tsienjiereplan makke om de saak te restaurearjen.
Mar eins binne we der noch mei dwaande.”
Bij de start hinkten zij een beetje op twee gedachten.
Aan de ene kant wilden zij de boerderij weer in de oude glorie herstellen.
Aan de andere kant trok het boeren bestaan.
Monumentenzorg voedde de twijvel met het aanbod om de boerderij voor 90 procent van de kosten te restaureren.
De Swarts moesten dan zolang maar hun intrek nemen in een caravan op het erf.
Ze zijn er niet op ingegaan “Wy woene graach buorkje”.
Misschien hadden ze het wel moeten doen, zeggen ze nu wel eens tegenelkaar.
De damwandschuur die er voor een efficiënte bedrijfsvoering eigenlijk had moeten komen, vond geen genade in de ogen van Monumentenzorg.
De oude rietgedekte schuur is naar moderne maatstaven te klein en in 1943 al eens met 15 meter ingekort.
Op 7 april van dat jaar blies een windhoos het gebouw tegen de vlakte.
Bouwmateriaal was schaars in de oorlogstijd.
Uit de brokken trok pake de boel opnieuw weer op.
Aan de omvang is al die jaren niets veranderd.
Alle aardappels en bieten gaan rechtstreeks van het land met de vrachtwagen naar de afnemers.
Auke en Wike Swart hebben geleerd te boeren met de beperkingen van het monument.
Tegenwoordig komt dat niet slecht uit met de hernia van Auke.
”It buorkjen bouwe we stadichoan of.
Wy hawwe de leste jierren ůs talein op it restaurearjen”zegt Wike. ”it is ůs potsje foar de âlde dei”.
De halve slotgracht staat symbool voor de weerspannigheid tussen behoud en vooruitgang.
Aan de voorzijde weerspiegelt de gracht de grandeur van het landhuis.
Aan de achterzijde is hij door Auke’s vader dichtgegooid met modder om de bietenwagens te laten keren.
Een stille getuige van het menselijk gewraksel is de inmense beuk aan de voorkant.
Vijfenhalve meter in omvang.
De grootste in Noordwest Friesland.
Zo oud als Latsma-State zelf.
Nog de tijd, nog de zoute zeewind hebben de reus kleingekregen.

l.c. 27 september 2003