Getswerdersyl 9 te Sexbierum

SPITAAL: FAMTLIEBOERDERIJ ONDER SEXBIERUM.

In de uiterste zuidoostelijke punt van Sexbierum, thans Getswerde rzijL geheten, tegen Wijnaldum aan, ligt een boerderij met een merkwaardige naam : Spitaal.
Deze boerderij is zeer oud,reeds in 1511 wordt ze genoemd.
De naam Spitaal is te danken aan de Ridders van de Orde van Sint Jan, die zich gedurende de kruistochten bezig hielden met het verplegen van zieken en gewonden.
De Orde werd in 1099 te Jeruzalem gesticht als Broederschap van het Hospitaal van Sint Jan.
De beschermheilige van de Orde was niemand minder dan Johannes de Doper.
Kort na de oprichting werden filiaalhospitalen gesticht in Syrië, Italië en Frankrijk.
Via Cyprus kwamen de Hospitaalridders, nadat ze uit verschillende plaatsen waren verj aagd , op het eiland Rhodos terecht , waar ze tot, 1530 bleven.
Aan het hoofd van de Orde stond een Grootmeester.
Tijdens en na de kruistochten, ruim genomen gedurende de Middeleeuwen, werd nogal wat strijd geleverd.
Menig binnenlandse en buitenlandse ridder trachtte een heldenrol te spelen in de vele oorlogen, die nog wel in Gods Naam gevoerd werden.
Helaas legde menig ridder het loodje en keerde nimmer levend naar zijn vaderland terug.
Degenen die wel het, leven behielden vonden dikwijls geen rust, omdat hun “heldenrol” niet altijd zo christelijk was geweest en maakten dientengevolge een boetetocht naar het Heilige Land.
Zo ook Hessel van Martena, die leefde van 1460 tot 1517 en bewoner was van het slot Groot Terhorne in Beetgum.
Voor hij naar Palestina vertrok maakte hij zijn testament, waarin hij onder andere grote sommen geld vermaakte aan de kerken van Franeker, Beetgum en Cornjum.
Ook schonk hij geld en land aan een aantal kloosters.
Eén van deze kloosters was Sint-Jansberg te Sneek.
Het was al in 1206 als Sint-Janshospitaal door de Ridders van Sint-Jan gesticht.
De bezittingen van dit klooster waren zeer omvangrijk en uit het vervolg blijkt , dat ook Hessel van Martena tegenover het klooster te Sneek een goede daad heeft verricht.
Onder de meer dan 1600 pondematen land, die het Hospitaalklooster te Sneek bezat moet ook de opbrengst van 42 pondematen land te Sexbierum hebben behoord .
We lezen namelijk in het register van “De Aanbreng der Vijf Deelen” van 1511 en 1514, dat er aldaar vier stukken grond waren, die in gebruik waren van Jarich toe Spitael.
Bij elkaar omvatten deze stukken 54 pondematen en bij het eerste en grootste stuk van 42 pondematen wordt de naam van Hessel van Martna vermeld.
Kennelijk was de opbrengst van deze landen voor het klooster te Sneek bestemd, vandaar de toevoeging Toe Spitael.
Nog even terug naar Hessel van Martena.
Bij zijn terugkeer uit Palestina maakte hij met twee andere Friese ridders, te weten Tialling en Julius van Botnia, een stop op het eiland Rhodos.
Aldaar overleed Hessel in I517.
De boerderij Spitaal te of bij Sexbierum bleef in het bezit van zijn nazaten.
Volgens de “Nieuwe Aanbreng van der Buitendijksterer landen” van 1546 is lantvrouw van Spitaal Mijnvrouw van Grombach.
Met haar werd Lucia van Martena bedoeld, dochter van Hessel, die gehuwd wasmet Fritz von Grumbach.
Gebruiker van de grond was Pieter Jarichs to Hospitael, mogelijk een zoon van Jarich voornoemd en waarschijnlijk een pachter in dienst van het Hospitaalklooster te Sneek.
Na verloop van jaren kwam de Spitaalboerderij te sexbierum in het bezit van de Armevoogden te Harlingen.
Wanneer precies is niet duidelijk, maar in elk geval bezaten zij de boerderij nog in 1640.
0ok te Wijnaldum hadden deze Armevoogden hun bezittingen , zoals nummer 10, waarvan een deel tegen Spitaal aan gelegen was.
Spitaal zelf droeg in het floreenkohier van 1700 en daarop volgende jaren nummer 17 .
Tussen 1640 en 1700 kwam spitaal in handen van het doopsgezinde geslacht Mahui.
Het geslacht Mahui woonde al sinds het midden van de 17e eeuw in Harlingen.
De leden van deze familie behoorden tot de Doopsgezinde gemeente aldaar en hielden zich onder meer bezig met koopmanschap.
Volgens het floreencohier van 1700 was Reijer Ariels Mahui toen eigenaar van Spitaal.
De grootte van deze plaats bedroeg 56 pondematen.
Een klein deel daarvan was gelegen in Pietersbierum en een ander deel teWijnaldum.
Pachter van Spitaal was Sijbren Nannes .
In 1708 was Reijer Ariens Mahui nog steeds eigenaar , maar er was een andere pachter, namelijk Pijtter Douwes.
Reijerzelf woonde als houtkoopman te Harlingen.
Hij was een vermogend man en verstrekte menigrmaal een lening aan diverse personen .
Na 1728 komt Claas Reijers Mahui voor als eigenaar.
Kort daarvoor was onze voorvader Jan Dirks pachter van de plaats geworden.
Blijkbaar was hij goed bij kas, want ook het te Wijnaldum gelegen goed Jorkema, dat aan dezelfde weg lag als Spitaal, namelijk de Voorrijp, had hij in pacht.
Hij woonde echter met zijn vrouw Trijntje Douwes en hun Lwee kinderen Douwe Jans en Rinske Jans te Sexbierum.
Aangezien deze kinderen respectievelijk in 172I en 1724 aldaar geboren waren moet dat op Spitaal-geweest zijn.
Ook de vijf daarna geboren kinderen : Baukje 1728), Dirk (1731), Jouke (1734) , Grietje en Trijntj e ( 1738 ) zagen er het levenslicht .
Blijkens het jaartal 1735, dat zich op één van de muren bevindt , vond tijdens de bewoning van Jan Dirks een verbouwing plaats .
In 1738 was Jan Dirks tevens bruiker van de te Wijnaldum gelegen plaatsen 29, 36 en 37, die alledrie eigendom waren van de meergenoemde Claas Reijers Mahui.
Het is duide1ijk, dat onze voorouders zich niet tot één dorp beperkten bij het gebruiken van grond.
We keren echter terug tot de Spitaalboerderij te Sexbierum .
Aldaar overleed Jan Ditks omstreeks 1744.
Zijn zoon Douwe Jans volgde hem op als pachter van Spitaal en van diverse stukken grond te Wijnaldum( de plaatsen 29 ,36,37 en 45).
Met zíjn zuster Rinske verkocht Douwe Jans op 7 augustus 1754 Jorkema te Wijnaldum aan Job Douwes, de broer van zijn moeder.
Deze transactie leverde Douwe en Rinske 250 carolusguldens op.
Douwe Jans kreeg in die jaren te maken met een andere eigenaar.
De eveneens doopsg ezinde medicus, doctor Gooitjen Stinstra ',was door zijn huweliik met Anna Mouter verwant geraakt met het geslacht Mahui.
Mogelijk heeft hij Spitaal van hen gekocht of hij erfde het goed, omdat het geslacht Mahui in de 18e eeuw uitstierf .
In 1747 huwde Douwe Jans te Sexbierum met Grietje Aukes .
Uit hun huwelijk werden op Spitaal vier kinderen geboren : Jan, Auke , Aagtjen en Pieter .
Het tweede kind , Auke Douwes , dat in 1757 het levenslicht aanschouwde, zou de stamvader van alle huidige Laansma ‘s worden.
Na het overlijden van Gooit jen Stinstra ( toch we1 merkwaardig een medicus op Spitaal !) in I764, bleven diens erven eigenaar.
Douwe Jans komen we a1s pachter tegen in de floreenkohieren van 1758 tot en met I778.
Dat de Stinstra’s toen nog eigenaars waren en Douwe Jans nog bruiker was bewijst het volgende.
0p 28 februari 1777 werd Grietje Aukes, huisvrouw van Douwe Jans als lidmaat aangenomen bij de Hervormde kerk van Sexbierum.
Bij deze inschrijving werd genoteerd, dat zij woonde aan de Voorrijp op Stinstraplaats.
Stinstraplaats was dus identiek met Spitaal.
We lezen overigens nergens, dat Douwe Jans lidmaat werd.
Op 6 november 1782 verkochten de kinderen van wijlen Anna Mouter weduwe van Gooitjen Stinstra " zate en landen met huis en schuur en watermolen, tesamen 81½ pondematen” Spitaal dus aan Sible Jansz. Bruinsma en diens echtgenote Aatje Wytzes Reydsma.
In de koopbrief staat vermeld, dat Douwe Jans tot mei 1783 huurder is.
Het is nIet uitgesloten, dat Douwe Jans nog een j aar op Spitaal heeft gewoond en gewerkt getuige het lidmatenregister van WijnaLdum.
We lezen daar :"Den 27 Julij 1784 is met attestatíe van Sexbierum tot ons als lidmaat overgekomen Grietje Aukes huisvrouw van Douwe Jans”.
Wederom werd Douwe geen lidmaat.
De nieuwe eigenaar en gebruiker van Spitaal, die met zijn vrouw uit Poppingawíer afkomstig was, werd in 1785 eveneens lidmaat te Wijnaldum; hij bleef echter op Spitaal wonen.
Daaromtrent deelthet lidmatenboek in 1793 mee :"Sible Bruinsma en Aatje Wytses Reitsma, echtelieden, behoren eigenlijk onder Sexbierum, doch zijn met goedkeuring van Ds.W. de Vries leden van deze gemeente”.
In 1797 vertrokken Douwe Jans en Grietje Aukes weer naar Sexbierum, waar beiden zijn overleden.
Vele jaren bleef Spitaal eigendom van de familie Bruinsma.
De floreenkohieren van 1798 vermelden Sible Bruinsma.
Die van l838noemen Jan Sibles Bruinsma en die van 1850 Wytse Sibles Bruinsma.
in 1855 verkochten de erven Bruinsma Spitaal aan Mr.Jan Hendrik van Boelens en diens echtgenote Stijntj e Medendorp.
Pachter van de plaats was Eelke Wiersma.
In verband met de vele bijzonderheden en diverse namen geef ik deze transactie geheel weer.
“0penbare verkoop op 19 februari 1855 ten huize van de kastelein Rosendaal te Franeker ten verzoeke van de erven Bruinsma door Notaris Mr.Gijsbertus Schot, standplaats Franeker, van eene Zathe en landen met huizing, stalling en schuur, lytshuis, vuurhok, hoving en hornleger aan den rijdweg tusschen Franeker enWijnaldum.
De huizing onder Sexbierum gequoteerd met nummer I29 geheel groot 50 bunder 62 roeden 15 ellen zoo bouw- als weidland bij de weduwe Bruinsma in gebruik en navolgende 28 percelen”. Allereerst “Huizing, schuur, lytshuis, vuurhok, hoving, hornleger en kamp greide".
Voor dit eerste perceel bood Jan Willem Leeman een bedrag van f 2258.
Ook voor de percelen 2,3,13,20 en 21 had Leemans interesse.
Tesamen bood hij daarvoor ongeveer f 12.000.
In de overige percelen waren geinteresseerd : Pleter Seerps Anema (4,5,6,7), Syardus Lunter (8), Gerrit Jans Koudenburg (9,18), Jan Grijpma (10), Fedde Viersen (11), Jan Ensink (12), Roelof Schuiling (I4,16,23,24) , Meindert Breuker ( 15), Pieter Pieters Koopmans ( 17) Jouke Attes Hibma ( 19), Meindert Attes Hibma (22,28) , K1aas Ynses de Boer (25,26) en Fedde Prins (27).
Alleen nummer 28 had een naam : de Eendepolle; dit bestond uit twee stukken tuingrond.
De aanvaarding van de percelen zou plaats vinden : “ van de bouwlanden na het rispen der bouwvruchten van dat j aar, van het klaverland op den eersten oktober dezes jaars, van de weidlanden Petri (Sint Petrus : 29 juni) 1856 en van de gebouwen 12 mei 1856”.
De kopers van de percelen, die niet aan de Ried zijn gelegen zullen het recht hebben om gebruik te maken van de opvaart.
De finale toewijzing vond plaats op 3 maart 1855 ten huize van kastelein Barends te Sexbierum.
Ondanks het feit, dat diverse gegadigden op deze datum hun bod verhoogden bleek, dat ze er uiteindelijk geen van allen aan te pas kwamen.
Het bod op alle percelen tesamen, groot f 43907,25, overtrof de afzonderlijk geboden bedragen.
Dit werd door Notaris Witholt gedaan ten behoeve van de hiervoor reeds genoemde heer Mr. Jan Hendrik van Boelens, Ridder in de Orde van de Nederlandsche Leeuw, en Vrouwe Stijntje Medendorp.
Uitelndelijk werden zij dus eigenaar.
Zij bleven Spitaal, inclusief alle percelen, in eigendom houden tot 1866.
In dat jaar ging het bezit over aan Jhr. Aijzo Epeus van Boelens van Eysinga, Jhr. Mr . Idserd Frans Humalda van Eysinga, Jhr. Tjalling Edo Joh.van Eysinga en Jhr.Cornelis van Eysinga.
Elk voor ¼ dee1.
Deze vier adellijke Heren waren broers en zonen van Frans Julius Johan van Eysinga en Johanna Henriétta Reinoudina van Boelens.
Hun grootouders van moederskant was het meergenoemde echtpaar Van Boelens-Medendorp.
Bij acte van scheiding van 10 oktober 1867 ging het hele goed over aan Jhr. Aijzo Epeus van Boelens van Eysinga.
Gedurende de periode waarin hij Spitaal bezat vonden enkele verbouwingen plaats, namelijk in 1874 en I879.
In 1909 volgde nog een bijbouw.
Huurder in die jaren was Bartholomeus Jacobus Schurer.
In 1915 deden 10 leden van de Fam.v.Eysinga Spitaal van de hand.
Zes kinderen van Jhr.Mr.Idzerd Frans van Humalda van Eysinga en vier kinderen van Jhr.Mr.Tjalling Aedo Johan van Eysinga verkochten het hele goed op maandag 20 september 1915 in de Koornbeurs te Franeker door middel van Klaas Gorter, notaris te Wommels aan Thomas Roelofs de Groot, landbouwer te St. Jacobiparochie.
Gedurende de periode, dat De Groot eigenaar was (1915 1957) werd de boerderij bewoond door de families Dokter en Hibma.
Een belangrijk feit vond in 1947 in het "lytshús" van Spitaal plaats.
Een aantal belanghebbenden kwam daar bij een om een afdeling van de “Werktuigencoóperatie” op te richten.
Deze had tot doel landbouwmachines en/of landbouwwerktuigen te exploiteren.
In 1956 waren er al elf afdelingen in heel Friesland met een ledenaantal van 900.
De Coöperatie te Sexbierum kreeg de naam “ de Bjirmen” ( = de Bierumen ) .
Of Thomas de Groot zelf op Spitaal gewoond heeft is mij niet bekend.
Wel, dat hij in 1932 in Leeuwarden woonde.
Sinds 1957 is de familie Zeinstra eigenaar.
De eerste was Yep Zeinstra, die gehuwd was met Theresia Maria Galama.
Met deze familie werd een Rooms-Katholiek geslacht eigenaar van de boerderij .
Een bijzonderheid, die men toen op Spitaal ontdekte w as een paar steenuiltjes, die zich in het lytshús genesteld hadden.
Een zeldzaam voorkamend verschijnsel, dat zo'n twintig jaar duurde.
Waarschijnlijk door de kou zijn de dieren toen gestorven.
Het waren echter niet de laatste uilen, want een aantal jaren later zat in de bomen naast de boerderij een hele groep ransuilen.
Maar: ook zij verdwenen weer.
Wat bleef, waren de ûleboerden, die nog altijd het gebouw sieren.
Na Yep Zeinstra werd zijn zoon Haye Michiel Zeinstra eigenaar en bewoner.
Vanaf I972 genoot hij er met zijn vrouw Hendrika Maria Tiel Groenestege van de natuur en het werk, dat ze er vele j aren in gezondheid konden verrichten.
De ruilverkaveling, die er als bij zoveel eigenaars toesloeg, was soms wel een nare bijkomstigheid , maar het wende.
In 1995 kwam de zoon Frans Zeinstra op de boerderij .
Sinds 1999 is hij met vrouw en kind bewoner en eigenaar van Spitaal.
Zijn ouders verhuisden naar Hardegarijp, waar zij iets meer rust genieten dan op de boerderij mogelijk was.

OVERZTCHT VAN ONZE VOOROUDERS DIE ER WOONDEN.

Jan Dirks x------- Trijntje Douwes
1720/1744 ---------- 1720/1751

Douwe Jans---------Grietje Aukes
1721/1784-------------1747/1784

Auke Douw es
1757/1784

De jaartallen geven de jaren van bewoning aan.

Gebruikte bron: S.Laansma.