FRIESCHE MAATSCHAPPIJ TEVENS ORGAAN VAN DE BOND VAN PLATTELANDSVROUWEN

DE WERKTUIGENCOÖPERATIE TZUMMARUM

Uit Friesch Landbouwblad 2 september 1955

Het is vooral na de laatste wereldoorlog dat de mechanisatie van de landbouw in ons land behoorlijk de aandacht is gaan trekken.

De belangrijk gestegen lonen hebben de rendabiliteit van arbeidsbesparende werktuigen aanmerkelijk verhoogd; de steeds voortgaande technische ontwikkeling heeft de mogelijkheden van toepassing ook ten zeerste verruimd.
Naast het aanbrengen van technische verbeteringen bij de reeds gangbare werktuigen worden ook nog steeds nieuwe werktuigen met nieuwe mogelijkheden ontworpen en in praktijk gebracht.
De omstandigheid, dat vele moderne werktuigen een zodanig grote capaciteit bezitten, dat zij op een enkel boerenbedrijf alleen, slechts onvoldoende benut kunnen worden heeft geleid tot enerzijds het ontstaan van loonbedrijven, anderzijds de oprichting van werktuigencoöperaties.

Het succes van deze werktuigencoöperaties is niet overal even groot geweest, en de vraag is meerdere malen gesteld, in hoeverre deze vorm van mechanisatie op de lange duur zal voldoen.

Er zijn wel eens bepaalde waarnemers geweest die de toekomst van de werktuigencoöperaties als weinig belovend meenden te moeten afschilderen.
De argumentering verloopt dan ongeveer als volgt: de werktuigen verenigingen zijn niet uit het initiatief van de boeren zelf voortgekomen, maar, op aandringen van de overheid, en met behulp van subsidiëring, in het leven geroepen; door het geringe animo onder de boeren is te weinig gebruik gemaakt van de diensten dezer op kunstmatige wijze nodige machines aan te schaffen, wat de coöperatie langzamerhand meer overbodig maakt en dus haar ondergang betekent.

Geeft deze tekening in zwart houtskool nu inderdaad een juist beeld van de werkelijkheid?
Wij zijn zo vrij geweest eens een kijkje te nemen bij de Coöperatieve Werktuigenvereniging de Eendracht G.A. te Tzummarum, alwaar de beheerder, de heer A. Reitsma ons op vele vragen de gewenste inlichtingen heeft verschaft.

In de herfst van 1946 werd de vereniging opgericht, met een 22 leden wonende in de dorpen Tzummarum en Firdgum.
Aandrang van de een of andere overheidsinstantie en subsidiëring heeft geen enkele rol gespeeld.
De deelnemers wensten een coöperatie om op deze wijze ten volle van de mogelijkheden ener moderne mechanisatie gebruik te kunnen maken: Om deze reden werd ook dadelijk met een behoorlijk werktuigenpark begonnen: enige trekkers, ploegen en eggen, een paar zelfbinders, een dorsmachine, een sproeimachine en nog enig ander materiaal.

Door deze opzet was het mogelijk van meet af aan de leden naar genoegen te bedienen, wat onder de aangesloten boeren de animo voor coöperatief gebruik van werktuigen ten zeerste bevorderde, en wat spoedig tot verdere uitbreiding van het werktuigenpark leidde.

Onderstaande opsomming moge een beeld geven van de zeer belangrijke plaats welke de vereniging thans in de landbouw van Tzummarum en Firdgum inneemt; de coöperatie heeft de beschikking over:
een 8-tal verschillende trekkers
2 vier-scharige ploegen
1 twee-schaar ploeg
2 schijveneggen
2 vierveldseggen
2 cultivators
een zaai- en wiedgarnituur
3 zelfbinders
een dorsmachine plus pers
een combine een pick-up pers een vlasplukmachine een erwtenmaaier een dubbelrijige ondergronder een sproeimachine een loofklapper een voorraadrooier. een Hardeland inkuilmachine een transportkar een 3tal D.A.F.wagens een loods voor de berging van het werktuigenpark met diverse onder houds- en herstelmaterialen.
een woning voor de beheerder

Met de aanschaf van dit alles is een bedrag van ongeveer f 200.000—nodig geweest.
Het aantal leden is thans 35 welke tezamen ruwweg 800 ha land gebruiken.
Zodat per ha rond ƒ 250.- gemoeid is geweest.
En voor dit luttele bedrag per ha heeft elk lid op zijn tijd de beschikking over het gehele hiervoor geschetste werktuigenpark.
Als een boer met 20 ha land een dieseltrekker met maaibalk voor ƒ 8.000- koopt, zit hij reeds op een bedrag van ƒ 400.- per ha, en dan heeft hij nog slechts de beschikking over dit ene werktuig.

Het behoeft geen nader betoog , dat de werktuigencoöperatie ‘’De Eendracht” te Tzummarum voor haar leden een belangrijke kostprijzenverlaging heeft bereikt.
En wat dit laatste zeggen wil is elke boer reeds lang duidelijk: betere bedrijfsuitkomsten in de goede jaren en geringere verliezen in de slechte jaren, dus een belangrijke versterking van de. financiële weerstand, wat vooral in tijden van landbouwcrisis van zo groot gewicht is.

Heeft men in Tzummarum geenlast er mee, dat alle leden op hetzelfde moment van dezelfde werktuigen gebruik willen maken zo vroegen wij.
Nee werd ons gezegd en wel om twee redenen geeft dit geen moeilijkheden.
In de eerste plaats omdat deze coöperatie door haar brede opzet in staat is een ruimschoots voldoende werktuigenpark te exploiteren, en dus nooit het door de leden aangeboden werk niet kan nakomen.
In de tweede plaats omdat er een aparte bedrijfsleider is welke de verdeling der werkzaamheden regelt op zodanige wijze dat geen enkel lid zich bij een ander ten achter gesteld kan voelen.
Met andere woorden ie der lid kan op tijd worden geholpen , en ieder lid heeft ook de overtuiging dat hij op tijd wordt geholpen.

Het is dus ook heel begrijpelijk dat de animo voor het coöperatief gebruik van werktuigen in Tzummarum en Firdgum sinds 1947 niet is geluwd, maar sterk is toegenomen.

De vereniging werd opgericht door een 22-tal grote boeren de kleinere landgebruikers hielden zich aanvankelijk afzijdig
Naderhand zijn ook de gardeniers tot de vereniging toegetreden, gelokt door de voordelen welke de werktuigen-coöperatie ook het kleine bedrijf weet te bieden en zonder dat enige subsidie hierbij een rol speelde.

Het is een welbegrepen eigenbelang geweest, dat deze werktuigencoöperatie heeft doen slagen.
Het welbegrepen eigenbelang dat zich niet in een vaag idealisme verliest, maar dat zakelijk weet te handelen, en dat hier tot een gezamenlijk optreden heeft geleid, waarbij niet het sentiment, maar het gezond verstand de toon aangeeft.

En dat het trieste sprookje van de coöperatievorm, welke geen toekomst heeft naar het rijk der fabelenverwijst, waar een sprookje uiteraard ook thuishoort.

Bron: R.Kamstra.