Huurcontract Sinaeda State Voor ons ligt een oud huurcontract van de boerderij, welke wij thans behandelen en waarvan we hierbij een pentekening geven; dat is tenminste een authentiek stuk, waar je wat aan hebt.
Het is een contract tussen ,,Mevrouw de weduwe Jan Valckenier te Amsterdam - verhuurderse - en Klaas Simons Rienks en Tietje Jans Cuperus onder Tzummarum huurders", De huurtijd loopt van St. Petry en Mei 1848 tot gelijke tijdstippen in 1855.
Wij willen hier, als voorbeelden van veranderde omstandigheden in de wijze van verhuring, enkele voorwaarden uit het contract aanhalen, en wel:
1e, ,,dat de verhuurderse aan zig het regt behoudt, om een gedeelte ,grond van de westhoek des hornlegers tot aan de schuur voor de ,gevel van het huis langs, voor zig te behouden, alsmede van de ,,voorkamer der tegenwoordige huizinge, zullende de huurders gemelde grond en voorkamer schoon moeten houden."
Hieruit blijkt o.i, dat het voorbeeld door de Harlinger en andere heren gegeven, om eigenaar en pachter gedurende een deel van het jaar - ,,in symbiose" zouden we haast zeggen - te doen samenleven, ook hier ,,voorbeeldig" heeft gewerkt.
Hoe de verdeling binnenshuis was, wordt iets duidelijker door de tekening van het keurige poortje, die we hier bijvoegen.
Achter het gehele woongedeelte van de huizinge loopt een gang. Zijn we deze van rechts naar links langs de vroegere ,,boerenafdeling" bijna gepasseerd, dan staan we voor dat artistieke poortje, en nog even verder begint wat eertijds de ,,hearsgong" of wel ,,hearegong" werd genoemd, welke namen ons genoeg zeggen, om tot het besluit te komen, waar de ,,heerlijkheid" begon.
Een andere voorwaarde uit het huurcontract vermeldt:
2e. ... dat de huurders het laatste jaar niet meer zullen mogen ,, toezaaijen als negen bunders drieendertig roeden bouwland, en ,,daartoe moeten gebruiken braak en bedongd land en daarvan voor ,,zich genieten de gehele vrucht".
Dit was, wat men vroeger met de naam ,,costuum" aanduidde, hetwelk in de loop der jaren tot een gewoonterecht was geworden, en dat hierin bestond, dat bij verwisseling van huurder, de afgaande het recht had, om een bepaald gedeelte bouwland in de herfst van het laatste huurjaar met wintergraan te bezaaien, om daarvan het volgende jaar nog de volle vrucht te genieten.
Als we weten, dat de gehele plaats - bouw en greide tezamen – 39½, bunder groot was, dan blijkt daaruit, dat van ongeveer het ¼ deel der boerderij de nieuwe pachter wel huur mocht betalen, doch verder het ,,toekijken" had.
Bij alle liefhebberij, welke er thans nog bij het verhuren van boerenplaatsen bestaat, zouden de tegenwoordige gegadigden tegen zulke condities ,,wol hwat oan prúste".
Ten 3e komen we nog, met een andere bepaling, die ook niet voor de poes is: ,,dat de huurders in de twee laatste jaaren niet minder tot braak ,,moeten hebben als 7 bunders en drie en dertig roeden en dezelve ,,minstens 7 maal moeten ploegen".

We zien ook hieruit andere tijden, andere ,,zeden". Zulks zou de ,,rugjebouwers" van tegenwoordig ook niet erg bekoren.
Tenslotte moet ons nog de bekentenis van het hart, dat er ook wat anders was, dan de witte muren, blinkende in de voorjaarszon, die ons tot een bezoek aan deze boerderij aanzette,
Onze lezers zullen allen begrijpen, wat dit was, als we vertellen, dat dit vriendelijk ,,heem" de woonplaats is van onze vroegere voorzitter der Fr. Mij, van Landbouw; dat we hier tevens hebben: ,,de plek, waar eens zijn wieg op stond", dat ook zijn vader er het boerenbedrijf vele jaren uitoefende, en dat het zijn grootouders aan moederszijde waren, die in 1848 het hiervoor genoemde contract met de Wed. Valckenier aangingen.
Naar we vernamen, woonden die grootouders hier reeds jaren te voren, en de familie bleef er tot heden onafgebroken het bedrijf uitoefenen, in weerwil der wisselende tijden en eigenaren, trots ,,costuumrecht" en ,,braakland",
We meenden, vóór we van de Hornestreek huiswaarts keren, het vorenstaande aan de lezers niet te mogen onthouden.
Zo weten dan alle leden van de Fr. Mij. van Landbouw, waar hun voorzitter (nu oud-voorzitter), die ambtshalve zo vaak van huis moet en die we daarom niet thuis troffen, zijn woonplaats heeft en krijgen allen een ,,prentje" van het ,,home" waarin en waar rondom hij zijn privé-leven leeft,
P.S. Om misverstand te voorkomen zij hier medegedeeld, dat dit werd geschreven toen de heer W. Oosterbaan nog voorzitter der Fr. M. v. L. was.

Uit de mond der oude middelzee van K.J.van den Akker.