Een prentje van de artistieke voordeur van de Harkema –State.

Een eeuwen oude sage omtrent deze boerderij wil ik jullie niet onthouden.

Boven de deze deur zien we de zo menigvuldig voorkomende optrekking van de muur met een venster er in, dat gezamenlijk hier meestal “Kajùt” wordt genoemd.
Elders in Friesland hoort men het vaak “Spaensk-geveltsje” betitelen, terwijl de practische “Bilkerts” vroeger meestal van “kykùt” spraken.
Langzaam zijn ze daar ook overgegaan naar de naam “kajùt”. (Dit duurt meestal een tijdje).
Welnu, aan de rechterzijde (van buitenaf gezien) van die kajùt” toont men ons op de zolder een klein,in de wand gemaakt kastje.
Hierin stond vroeger een doodshoofd en aan dit doodshoofd is de volgende legende verbonden. Ten tijde der kruistochten, welke duurden van de 11 de eeuw tot de 13 de eeuw, woonde op de Harkema-State een tijdlang een telg uit het adelijk geslacht der Roorda’s.
Deze jonker Roorda meende, dat zijn eer meebracht, dat ook hij het heilige graf in Palestina mede had te verdedigen, en hij wenste diensvolgens ter kruistocht te gaan.
Dit verdriette zijn nog jeugdige echtgenote zeer.
Wel begreep zij, dat de eer van haar gemaal er toe leidde, dat zijn besluit door moest gaan, doch de vrees hem niet weer terug te zien, Schokte haar hevig.. Hij troostte haar echter met de gelofte: “Gij zult mij terug zien, zo niet levend, dan dood en al is het ook maar enkel mijn hoofd.” Jonker Roorda vertrok naar Palestina met zijn schildknaap en gelaste deze om, indien hij in de strijd mocht vallen, zijn hoofd te bemachtigen en daarmee onverwijld naar Friesland te trekken.
Dit gebeurde : Roorda sneuvelde en de schildknaap bracht het hoofd aan de weduwe, die het bewaarde tot aan haar dood.
Maar dat niet alleen, ze zorgde er tevens voor, dat het ook in de toekomst in ere zou worden gehouden.
Het kreeg een vaste plaats in een kast en bij iedere verbouwing van het gebouw ging het van de ene naar de andere over, en nu was het vreemde, het geheimzinnige van het geval, dat wanneer het doodshoofd niet op zijn plaats stond, dan begon het in huis te “Spoken”.
Een knecht, die daar de spot mee dreef, nam het eens weg en verstopte het onder het “stalt” (houten stoep aan de waterkant), maar toen brak er zo’n hels lawaai los,dat het in huis niet was uit te houden en dit bedaarde niet voor en aleer de knecht zijn euveldaad had bekend en het hoofd weer op zijn plaats had gezet. Toen er eens een nieuwe boer op de boerderij kwam had ook deze de fatale moed om het hoofd weg te nemen, om het te begraven op het kerkhof. Maar toen moest de hele boerenstand het ontgelden, want er brak een lanbouwcrisis uit.
Het kastje ,waarin eenmaal het hoofd werd bewaard, is er nog, maar het hoofd zelf is verdwenen en niemand weet waar het is gekeerd, en evenzo is het gegaan met de spoken.
Niets is op deze aarde bestendig!

Uit de mond der oude Middelsee door K.J.van den Akker.