Laatste trein Tzummarum-Stiens 14 mei 1936.

ALS LAATSTE PASSAGIERS IN DE NOORD-FRIESCHE LOKAAL.

Van Tzummarum naar Stiens en terug.

Maandag den 1sten December van het jaar 1902 was het feest in tal van dorpen in de gemeenten Het Bildt en Barradeel.
Het was de dag waarop het baanvak Stiens-Tzummarum van de Noord-Friesche Lokaal Spoorweg Maatschappij N.V. in gebruik werd genomen.
De genodigden onder leiding van den president-commissaris der Maatschappij, den heer R. Bloembergen Enz., kwamen des middags om 12 uur op het station te Stiens bijeen om met een extra trein de lijn in te wijden.
Het was vreugde overal. Voor het vertrek hield de president- commissaris nog een gloedvolle toespraak, waarin hij op het grote belang dat de streek bij deze lijn had. Wees.
Da streek was nu, zoo getuigde hij, in het wereldverkeer opgenomen.
Te Vrouwen-Parochie werden deze woorden onderstreept door den toenmalige burgemeester van Het Bildt, den heer Hesselink, en te Minnertsga, het eerste station in de gemeente Barradeel, door burgemeester L.W. de Vries.
Hier was het ook, dat de bevolking hulde bracht aan de initiatiefnemers van deze spoorlijn.
Een firma had op het stationsemplacement een tentoonstelling van haar producten ingericht, producten, welke door het nieuwe spoor op vlugge wijze zouden kunnen worden vervoerd.
Overal waren de gebouwen versierd met vlaggen en groen en waren erepoorten opgericht.
In Tzummarum bereikte het feest na aankomst van dezen eersten trein zijn hoogtepunt tijdens een daar gegeven diner, waar tal van toespraken werden gehouden,o.a. door den heer W. Koning Sr., den voorzitter van den feestcommissie, die zooveel had gedaan om ook zijn dorp aangesloten te krijgen.
In een welkomstlied, dat de genoodigden werd toegezongen, was het een en al verheerlijking van den nieuwen toestand.

Het met zooveel gejuich en goede woorden binnengehaalde spoor heeft het thans voor een deel tegen het autoverkeer moeten afleggen.
De laatste jaren sloot de exploitatie steeds weer met een tekort, dat van jaar tot jaar grooter werd.
Besloten werd dan ook het reizigersvervoer op deze lijn stop te zetten,hetgeen reeds was geschied Op het traject Tzummarum-Franeker en dat waarschijnlijk met ingang van 1 Juli staat te gebeuren op het traject Leeuwarden-Dokkum.
Voor het goederenvervoer evenwel blijft de lijn voor deze streek nog haar waarde behouden.
Hierin zal worden voorzien met een z.g. Locomotor, welke door een man te bedienen is.
Op de stations zijn brievenbussen aangebracht; waarin zij, die per spoor goederen wensen te vervoeren. Hun aanvraag om aantallen wagens kunnen deponeren, terwijl voorts een telefoontoestel is aangebracht, waarmee de bestuurder van den goederentrein zich in verbinding kan stellen met het hoofdstation Stiens.
Men ziet het, de zaak wordt zo efficiënt mogelijk georganiseerd.
In iedere aan de lijn gelegen plaats is voorts een agent aangeteld, die alle eventueel gevraagde inlichtingen kan verstrekken.
De chefs en het andere stationspersoneel zal worden overgeplaatst, nadat zij nog 14 dagen gelegenheid hebben orde op zaken te stellen.
Voor de leegkomende stationsgebouwen bestond van particuliere zijde voldoende animo.
Deze zijn reeds alle verhuurd.
In Tzummarum evenals elders met ingang van 12 Mei, hetgeen een aldaar gevestigden arbeider-telegrafist in moeilijkheden bracht omdat hij ook nog 14 dagen moest blijven.
De nieuwe huurder evenwel bleek niet ongenegen te helpen en zoo zal het nu gebeuren dat de spoorwegbeambte gedurende de hem te Tzummarum nog resterenden diensttijd in de wachtkamer woont.

De tegenstelling tussen den eersten en den laatsten rit,van Tzummarum naar Stiens en terug, welke wij gisteravond hebben meegemaakt,was wel heel groot.
Nu geen juichende massa, (uitgezonderd te Minnertsga , waarover straks) en met bloemen en groen versierde stationsgebouwen en locomotief.
Een doodse boel, welke naar men ons verklaarde een duidelijke afspiegeling was van de toestand in de laatste tijd.
Op de heenreis 2 passagiers, de beide journalisten, fotograaf en twee inspecteurs van de spoorwegen, de heeren Hiebendaal, inspecteur van de weg, en van Berlekom, inspecteur van het vervoer, uitgezonderd.
Op de terugreis steeg het aantal tot vier.
Bij het vertrek ging alles zijn gewone gang .
Machinist D.S.de Boer en stooker J. Heeringa, die ons heen en terug brachten, deden nauwgezet hun plicht.
De chef hief zijn schild en voort rolde het schommelende lokaaltreintje.
Nergens geen extra belangstelling op de stations.
Alleen Minnertsga een troepje juichende jongens en meisjes. Een voorproefje wat ons op de terugreis te wachten stond.
In Stiens al evenmin veel drukte.
Een afscheid van de inspecteurs, een handdruk van de chef, die nog aanblijft tot de lijn Leeuwarden-Dokkum volgt en toen ging het weer terug naar Tzummarum.
Een zelfde beeld als op den heenreis.
Allen met dit verschil dat nu ook de familieleden van de chefs op het perron verschenen om den laatsten passagierstrein een afscheid voor altijd na te wuiven.
Donkere nacht over het Friesche landschap, slechts hier en daar een twinkelend lichtje in stal of schuur,waar de zaak nog voor het naar bed gaan werd gecontroleerd.
De koplampen van een enkele auto priemden haar lichtstralen voor zich uit.
Dat was alles wat er te zien viel.
Het treintje schommelde voort als in een eindeloze cadans. Die slaperig maakte.
Maar tot slapen kwam het toch niet.
Want was aan het station Stiens niet voorspelt dat men het er in Minnertsga niet bij zou laten?
Een voorspelling, welke is uitgekomen.
Reeds van verre toonde een helrode gloed aan dat er iets bijzonders gebeuren zou.
Het was het licht van een pot bengaalsch vuur, dat op een der boomen van den voor het station gelegen overgang te branden stond.
Nog dichterbij gekomen woeien reeds de klanken van vaderlandsche liederen tot de enkele passagiers over.
Op het perron n.l. had zich rondom de muziekvereeniging ,,oranje”een grote massa mensen verzameld om de laatste passagierstrein uit te lijden.
Het personeel werd na het stoppen op sigaren getracteerd.
Lichtkogels schoten door de lucht en met luider stemme werden de door het fanfarecorps gespeelde liederen meegezongen.
Ook nog, toen de trein zich al weer langzaam in beweging zette om het laatste eindje naar Tzummarum te rijden.
Het was een fantastisch gezicht van het balcon van den laatsen wagen af het station Minnertsga, waar laaiende fakkels branden, te zien verdwijnen.
In Tzummarum was het stiller als ooit te voren.
Een enkele lantaarn verlichtte het station, waar de chef op zijn laatste treintje te wachten stond, dat door een zuchtende- alsof zij bedroeft was- locomotief werd binnen gebracht.
Later vertrok weer de lege trein naar Leeuwarden, en ook toen nog speelde de muziek op het perron te Minnertsga, geen treurmarsch van Chopin, o, lezer, maar een opgewekt Sarie Marais.
In de wachtkamer van dit station gebeurde nog een korte plechtigheid.
De chef van het station, de heer van der Wey. En zijn assistent, de heer Jager, werden daar gehuldigd voor hun werk, zoo lange jaren verricht.
Namens de burgerij en handelaren sprak daar de heer Johs. Hannema en namens de Veilingvereeniging de heer P.K.L.Hamer.
Beide ambtenaren ontvingen als dank voor de wijze, waarop zij steeds de bevolking hadden gediend, een cadeau.
Het slot van deze plechtigheid was een kort woord van den burgemeester der gemeente Barradeel, den heer B. Anema, die ook de beide beambten dankte voor hun werk.
Zoo ging dus toch de opheffing van het passagiersvervoer op de lijn Stiens-Tzummarum niet heelemaal onopgemerkt voorbij.
l.c.