DROMEN EN GEDACHTEN
BEELDEN EN FOTO'S
ALINEA'S EN TEKST

Herinneringen aan de voormalige pastorie in Tzammaraam, waar ik in de jaren veertig logeerde bij mijn Pake en Beppe.
Herinneringen aan de pastorie, de pastorie van mijn dromen: Buorren 22,Tzummarum.

Nog steeds en het is nu zomer 20II, kan ik bij slapeloze nachten een zoektocht maken door de grote kamers van de pastorie in Tzummarum.
In mijn gedachten en dromen dan.
In deze pastorie, in het noorden van Friesland, woonden van 1916 tot 1946 mijn grootouders van mijn vaders kant; Johan van Veen en Maria Gerdina Ruiter.
We zeiden Pake en Beppe, hoewel ze allebei uit Enkhuizen kwamen.
Onze andere grootouders woonden in Den Helder en heetten gewoon opa en oma.
Pake was dominee van de grote Martinuskerk van Tzummarum.

Met mijn ouders en mijn zusje Ineke woonde ik in het begin van de oorlog van'44 -'45 in de marinestad Den Helder.
Ineke was een jaar of drie, ik was anderhalf jaar ouder.
De bombardementen op Den Helder werden zo talrijk dat de pastorie van Pake en Beppe in Tzummarum, een meer dan veilige plaats leek voor twee kleine meisjes die steeds banger werden van het lawaai en de onrust van al die bommen.
Elf maanden waren lneke en ik daar.
De pastorie was groot, er waren bedsteden, we mochten bessen (rode, witte en zwarte) plukken, leerden tanden poetsen en met mes en vork eten.
We gingen met Pake mee op huisbezoek, moesten 's middags net als Beppe een paar uur rusten in de bedstee beneden - zonder leesboek - en we gingen mee om melk, roggebrood en Friese worstjes te halen.
Ineke verzamelde in de grote tuin de rupsen van de koolplanten in een blikken sigarettendoosje en grote slakken in een emmertje en ik maakte in de kerk van Tzummarum, mijn "gedoopte" kerk een fantastische kerstavond mee.
Ineke en ik gingen naar de (kleuter)school.

Maar nu over die nachtelijke gedachten.
Ik ga dan gewoon het ijzeren hek door en loop het pad af en een stoep op en dan door de deftige voordeur naar binnen, de brede gang in, een gang, die het huis als het ware in tweeën deelde.
En dan begint het: weet ik nog wat er allemaal in de verschillende vertrekken stond? Ja dus...
In de gang hing een gipsen afbeelding van het laatste Avondmaal, hier stond een boekenkastje met glazen deurtjes, er stond een handschoenenkastje.
de- gevaarlijke - trap naar boven kwam hier uit en aan die trap hing de gong, die Pake gebruikte om ons 's morgens wakker te maken.
Hij riep dan keihard: Wakker worden, opstaan, opstaan, licht is leven, wakker worden en dan volgde een lijstje van klusjes die we die dag voor Pake en Beppe moesten doen: melk halen, brandnetels wegtrekken, grind harken, snijboontjes door het molentje halen, bessen plukken, lief zijn voor Pake en Beppe, lief zijn voor elkaar. . .
Links in de gang kwamen de deuren uit van drie kamers: van de studeerkamer van Pake, van de grote slaapkamer en van de melkkelder en aan de andere kant van de gang waren de deuren van de voorkamer, van de woonkamer en van een soort alkoof waar ook de wc was.
Ja, die wc. . . af en toe moest het reservoir daaronder geleegd worden, er hingen kranten als toiletpapier, in stukken geknipt, met een touwtje erdoor en aan een spijker.
De deur daar kon op slot, maar niemand deed dat en ik weet nog steeds niet waarom niet.
In de alkoof moesten we ook onze handen wassen.
Er stond een wastafel met een wasstel, een lampetkan, een toiletemmer en er lagen keurig gesteven witte handdoeken klaar (uit de wasserij).
Pake was na het middageten (de hoofdmaaltijd) altijd in de keuken te vinden om af te wassen, ik ruik nog iets van roest, niet al te schone vaatdoekjes, petroleum en groene zeep.
In de keuken stond, heel bijzonder, een waterfiltreer.
Alleen uit dit ijzeren vat op pootjes mocht je door een laag zwarte kool gefiltreerd water drinken, er hing een witte emaillen beker bij.
De filtreer was rood en op het vatzat een deksel.
Boven de gootsteen was een waterpomp, buiten was een regenput en nog een pomp.

In die jaren vlak voor de oorlog kwam er gas in de pastorie, er kwamen lampen met gaskousjes die heel breekbaar waren en in de huiskamer kwam een gaskomfoortje waar een keteltje water warm op werd gehouden.

In de keuken was een ingebouwde hoge kast waarin kleine en grote stoffers en vegers, ragebollen en luiwagens hun vaste plaats hadden.
In een andere kast stonden levensmiddelen in glazen potten, rijst, griesmeel, custard, bloem en suiker, vermicelli en macaroni voor allerlei soorten pap en pudding.
D e petroleumstellen en petroleumlampen werden schoongemaakt en opnieuw gevuld in een soort bijkeukentje, daar stond een tafel met een zeiltje er op.
Hier werden ook de schoenen gepoetst.

In de eetkamer stond een grote tafel met rechte stoelen, maar ook twee gemakkelijke stoelen met een tafeltje ertussen, er was een harmonium, een theekastje, een buffetkast en onder de schoorsteenspiegel stond een kolenkachel.
Het meest indrukwekkende in deze kamer vond ik een soort inloop kast.
Achter twee hoge deuren was een trapje van een paar treden en dan kwam je in een heel diepe kast, met aan drie kanten planken.
Hier stond het brood, het roggebrood en het broodbeleg: stroop, appelstroop, zelf gemaakte jam, Zwitserse kaas.
Met de rasp van de nootmuskaat werden ook de bolletjes Zwitserse kaas geraspt.
Op de planken stonden de borden, wat schalen en kommen en puddingvormen van aardewerk en van ijzer.
Zo'n kast hadden alleen rijke mensen, dacht ik vaak.

In de voorkamer stond ook een eettafel met rechte stoelen, een bank, twee gemakkelijke stoelen, maar ook nog een dressoir, een haard met een kolenkit, een doofpot en een haardstel ervoor en een stel bronzen vazen met en een bijpassende klok op de schoorsteen.
Er waren brede vensterbanken, luiken met panelen, er was een ingebouwde kast met speelgoed van mijn vader Lydius, van de ooms Jan en Benno en van tante Betty.
Pake en Beppe hadden vier kinderen.

Ik keek plaatjes in de boeken van Tijl Uilenspiegel en de baron van Münchhausen.
Er was een doos met mecano en een doos met grijze, blauwe en rode bouwstenen.
Ineke en ik mochten spelen met een ijzeren fornuisje met pannetjes, met een blauw emaillen serviesje, met een houten pop die Klaas heette en met een totaal versleten knuffelbeer, die gewoon tante Hil werd genoemd.
Als je op zo'n brede vensterbank zat, kon je heerlijk lezen of kijken naar de wijde velden met 's zomers in het koren margrieten, klaprozen en natuurlijk korenbloemen.
Bij de boeken stond ook een doos met een bijzonder apparaat, een soort verrekijker waar je kaarten met steeds twee, bijna dezelfde afbeeldingen in kon steken.
Als je hierdoor keek zag je alles "driedimensionaal", met diepte.
Een groot wonder! De naam: stereoscoop!

Mijn tante Betty was in die tijd apothekersassistente in Leeuwarden (bij apotheek Sonnega?) en gaf Ineke en mij prachtige gekleurde vouwblaadjes.
Deze werden in de apotheek kunstig om de kurken van de flessen met drankjes gevouwen.
Een enkele keer waren er zelfs goud- en zilverkleurige blaadjes met sterretjes erop.

Zaterdagavond verdween Pake een paar uur naar zijn studeerkamer om aan de Zondagse preek te werken.
Dat mijn Pake dominee was gaf hem iets bijzonders: zo werkte hij in een vieze oude broek in de grote moestuin en zo stapte hij in een prachtige, zwarte toga de kansel van de grote kerk in Tzummarum op.
En ik, klein meisje, was – let wel – de oudste kleindochter van die deftige man en daarom was mijn eerste voornaam Maria, net als die van Beppe, mijn grootmoeder.
En in die grote kerk heeft mijn moeder Bets het het kerstverhaal van het Zweedse jongetje Heggehannis verteld en zag ik op Kerstavond de grote kerstboom ineens vol brandende kaarsjes.
De echte kaarsjes gingen branden door één kaarsje onder aan een groot carbitkoord aan te steken.
Dit koord liep van het ene kaarsje naar het ander en zo ging het vuurtje van kaarsjes onderin de boom naar het laatste kaarsje, hoog in de boom bij de piek.
Onder de kerstboom stonden emmers water met dweilen en lange bezems.
Is het altijd goed gegaan?

Ook aan de voorkant van het huis was de studeerkamer met veel boekenkasten en een groot bureau.
Hierboven hing een afbeelding van Christus, Christus met die vreselijke doornenkroon.
Op de grote tafel met de met groene stof beklede rechte stoelen kon je grote legpuzzels maken, heel groot en heel moeilijk, maat voor zus Ineke een kleinigheid.
In deze kamer stond ook een eiken archiefkast met een stuk of tien kartonnen laden waar alle administratie van Pake in verdween.
En er was een boekenmolen, een vierkant meubelstuk, waarin aan alle kanten boeken stonden.

Dan was er nog de grote slaapkamer met het bed van Pake en Beppe achter gordijnen in een soort alkoof, en met de bedstee waarin Ineke en ik sliepen.
Onder de bedstee was de melkkelder, de volle melk werd in platte schalen weggezet, na een dag of wat werd de room er afgeschept, van de room werd boter gekarnd door het schudden van de room in een afgesloten glazen pot.
De melk moest altijd gekookt worden en brandde vaak een beetje aan als er griesmeel- custard- of chocoladepudding van gekookt werd.
De gele custardpudding werd opgediend met bessensap, de chocoladepudding met vanillevla.
En ik vond het eten in de pastorie altijd heerlijk, misschien ook omdat we hier met mes en vork van moesten eten!
We kregen ook (heel deftig) een servet naast ons bord en een glas water.
Het lekkerste was misschien toch het "komkommerpoesje" (rare naam): een restje aardappelen, een restje komkommer, een restje jus, nog wat extra azijn en flink wat peper, heerlijk.
Warm gemaakt op het petroleumstel.

Macaroni- en vermicellipap: macaroni of vermicelli, gekookt in melk en dan met flink wat kaneel en suiker waren favoriete toetjes .
En ook de zelf gemaakte appelmoes, de gestoofde peertjes en de worteltjes met heel veel peterselie, alles uit eigen tuin: nooit lekkerder geproefd.
Al brandde er vaak wat aan.
Bij de afwas waren dan ook altijd aangebrande pannen, die Pake steeds opnieuw toch weer (bijna) schoon kreeg.

Een andere traktatie: de roomboterkoekjes van bakker Bandsma, en de chocolaatjes met de witte korreltjes erop (muskaatflikken).
In Friesland houden ze van zoet: de drabbelkoeken van Van Haga, de dümkes, het suikerbrood, de karnemelkse pap met stroop.
Stroop uit een vat, halen bij de kruidenier, die je stroopkan vulde.
Veel zoet, bruine suiker, stroop , kaneel en anijs.

In de slaapkamer, links in de gang was ook weer een wastafel met een wasstel, een grote kom, een lampetkan en een toiletemmer, ook een glazen karaf met glazen voor het tanden poetsen.
Hier stond ook de grote linnenkast, en in een vaste kast werden de potten jam en de flessen bessensap bewaard.

Beppe was een jaar of wat als leerling-verpleegster in het Binnengasthuis in Amsterdam in opleiding geweest en had daar geleerd hoe belangrijk water en zeep waren.
Pake schoor en waste zich in de keuken met het koude water uit de pomp, kleedde zich in de slaapkamer aan en Ineke en ik moesten altijd onder het tafeltje daar de boordenknoopjes zoeken.
(Boorden en manchetten waren los van de overhemden en moest je daar aan vast knopen).

Wat is er nog meer te vertellen?
Over de bewondering die ik had voor dit grote, indrukwekkende huis, ver buiten mijn wereldje in Den Helder.
Onze Helderse Oma en opa (de Wit) waren natuurlijk ook lief voorons, maar waren nogal streng en wat burgerlijk.

Voordat ik nu in mijn gedachten de gevaarlijke trap naar boven op ga, nog even andere gedachten, nl. hoe belangrijk Pake en Beppe, voor mij zijn geweest.
Pake is nog steeds één van mijn helden.
Zijn handen hebben mij op 24 juli 1936 gedoopt, Pake gaf me als dooptekst mee:
LUCAS 6 Vs 4,5: De goede mensch brengt het goede voort uit den goeden schat zijns harten.
Op deze dag waren, behalve mijn ouders natuurlijk Pake en Beppe, oma en opa de Wit aanwezig, maar ook tante Betty, oom Benno en een zus van mijn moeder, tante Rie.
Pake's handen hebben mij dus gedoopt, maar zijn handen schreven mij ook elke week brieven en kaarten gedurende de twee jaar dat ik met tbc in het sanatorium lag.
Toch zijn Pake's handen in mijn herinnering misschien toch het meest verbonden met het werk in de grote pastorietuin en de afwas in de keuken.
Of zijn het toch vooral de handen waarmee hij Beppe verzorgde en eindeloos kopjes thee serveerde aan al het bezoek dat er aan de Nassaukade nr 32a in Rijswijk kwam?
De Nassaukade aan de Vliet in Rijswijk, waar Pake met Beppe tot het eind van hun leven woonden nadat ze in 1946 uit Tzummarum vertrokken en Pake met emeritaat ging.
Beppe stierf op 17 decernber 1961.
In haar eigen bed, Pake was erbij.
Beppe werd 81 jaar oud.
Pake stierf op 18 januari 1976 in het ziekenhuis op 97 jarige leeftijd, twee dagen na een valpartij in zijn gang, waarbij hij, misschien ook door de kou, bewusteloos was geraakt.
Beiden zijn begraven op de prachtige begraafplaats van Driebergen.

En waarom was Pake dan mijn held?
Misschien omdat hij zo duidelijk liet merken dat hij van me hield?
Misschien ook omdat er later zoveel verhalen waren waarin Pake als een warme, originele, betrokken man geschilderd werd.
Een energieke, idealistische, altijd aktieve man.
Een gedreven man, die het conflict beslist niet schuwde.
Maar hij was wel de man die mij als ik later in Rijswijk logeerde, leerde omgaan met een spoorboekje en mij moeilijke klusjes toevertrouwd, klusjes als knopen aanzetten en heel schokkend: gaten in vaal beige lange onderbroeken min of meer repareren en grote gaten in sokken stoppen.

Terug naar de pastorie aan de Buorren, nr 22 in Tzummarum:
De trap naar boven leidde naar drie kamers en twee zolders.
Er was een muizenzolder en een appelzolder.
Achteraf gezien wel wat wonderlijke namen, maar op de appelzolder rook het nu eenmaal naar appels, omdat allerlei soorten appels daar bewaard werden.
En hoe dat dan met die muizen zat wist ik toen nog niet.

In de voorkamer boven, was ook een bedstee waarin Ineke en ik tijdens vakanties geslapen hebben.
In diezelfde kamer was het bed van oom Benno.
Oom Benno, de jongste zoon van Pake en Beppe .
Hij zag er altijd keurig uit met veel brillantine in zijn haar, hij rook naar spannende dingen die uit een flesje en potje kwamen.
Hij ging later bij de belastingen werken en had een zeer moeizame relatie met Pake.
Ik was ergens een beetje bang voor hem.
Dan was er de kamer van oom Jan de oudste zoon, die theologie in Groningen ging studeren en later ook predikant werd.
Hier stond een bed en verder denk ik een tafel, of soort bureau en een stoel.

Van de kamer van tante Betty herinner ik me meer.
In een soort alkoofstond een groot bed, ernaast een nachtkastje met een po, in een kast stond een wastafel, er was een schommelstoel en een tafel met een rechte stoel.
Het uitzicht hier was op de grote achtertuin.
Op de bovenverdieping kwamen we eigenlijk alleen om te slapen; Ineke had ook hier eens een blikken doosje vol levende rupsen (op Pake's verzoek van de koolplanten geplukt en in een sigarendoosje verzameld) neergezet, de rupsen zaten de volgende dag op de wanden van de kamer.
Ook was de po, die in een nachtkastje stond een keer na onze logeerpartij niet geleegd. . .
We gingen 's avonds als het donker was met een kandelaar met een kaars erin de trap op naar boven.

Over het dagelijks leven in de pastorie herinner ik me verder de wekelijkse komst van tante Riek, (de weduwe Bleeker, zoals ze schreef op de ansichten van Tzummarum die ze naar Ineke en mij stuurde), ze woonde in de Lytse Buorren en kwam vrijdags altijd Beppe helpen, ramen lappen, de gang dweilen en de koperen bel en de brievenbus van de voordeur poetsen.
Ze was heel lief voor ons.

Dan herinner ik me een deftig diner, opgediend in de woon- eetkamer, met o.a. soep, en een huzarenslaatje, waarbij de verloving van tante Betty met de vader van mijn nicht Marlin gevierd werd.
Dit zal in 1943 of zo zijn geweest.
Ineke en ik zaten samen aan een speciaal klein tafeltje, diep onder de indruk.
Er werd in die tijd gesproken over een "goede partij", al begreep ik niet zo goed wat dat betekende.
Ik heb in Leeuwarden in het deftige huis van mijn nieuwe oom aan de Wybrand de Geestlaan gelogeerd, een huis met zware meubels.
In de oorlog kwam er regelmatig met Van Gend en Loos uit Tzummarum naar Den Helder een jute zak vol groente en etenswaren: vaak zat daar een stuk spek, een fles bessensap of een rookworst bij.
En zo hielden Pake en Beppe ons in leven en ook financieel kwam er vaak een bijdrage: altijd iets met de verjaardagen, en ook kregen alle kleinkinderen bij hun trouwen een spaarbankboekje met duizend gulden erop.
Waar al dat geld vandaan kwam?
Waren de ouders van Pake en Beppe bemiddeld en leverden hun manufacfurenzaken in de Westerstraat in Enkhuizen zoveel op?
Was er toch ooit een grote prijs op een staatslot gevallen?
Pake zal als predikant toch niet zoveel verdiend hebben?

Een ding is zeker, hij leefde sober.
Verspillen van eten was er niet bij.
En je moest zoveel eten dat er altijd na het eten nog een gebakje in kon!
Gebakjes werden trouwens vaak door midden gedeeld, dan had je twee keer plezier....
Later in Rijswijk: kleding, wandelstokken en brillen kocht je niet, die kreeg je.
En als "freelance" dominee kreeg je ook nog al eens een bosje bloemen, een plant, een doosje sigaren of voor Beppe chocola.
Nog even over de tuin om de pastorie heen.
Die grote tuin met de grote beuk voor het huis was (in mijn ogen dan) ook al een paradijs, met een echt tuinhuis, waar ik met zus Ineke en Maarten en Hermien, een neefje en een nichtje eindeloos kon spelen.
Wat speelden we? Zeerovertje, storm op zee, deftige theevisite en met de diverse poppen en speelgoeddieren speelden we ziekenhuisje.
We kookten allerlei pitten, bessen, zaadjes en blaadjes uit de tuin op het ijzeren fornuisje (brandde echt met spiritus).
We verzamelden ook graag de vruchten van de papavers.
Het witte sap van de uitgebloeide papavers was lekker bitter en Beppe zei datje van dat sap heel slaperig kon worden.
En dat je daarom altijd goed je handen moest wassen!
In de tuin stond ook een druivenkas,waar wonderlijk genoeg vooral tomaten groeiden en waar het heel bijzonder zoet en kruidig rook.
In de tuin voor, aan de weg, groeiden, heel bijzonder, prachtige grijs- blauw- groene artisjokken, maar of die gegeten werden weet ik niet.
Wat wel gegeten (en uitgedeeld) werd , waren bietjes, wortelen, kolen in allerlei merken, aardappelen, bonen en erwten, komkommers, sla, andijvie, prei, noem maar op.
De bietjes die Pake voor de mensen die hij bezocht meebracht, werden gekookt en wel aangeleverd, de sperziebonen ook.

De bessen zorgden voor tientallen flessen vol bessensap en potjes jam en gelei.
Een heel bijzonder, nuttig, wonderlijk apparaat bij het persen van de bessen was de houten "bessenbok".
Deze bok stond op pootjes en diende om snel en gemakkelijk bessen te persen, de bessen gingen er van boven in, je draaide ergens aan en dan kwam de bessensap in een emmer terecht.
Hoe het precies werkte kan ik niet uitleggen, zo gaat dat met een wonder.

Aangebouwd naast het huis was de "wagenschuur", hier stond een hoge kinderwagen, hingen bonen en erwten te drogen en stonden kisten met aardappelen.
Hier leerde ik dat aardappelen ook namen hadden, eigenheimers, eerstelingen, muisjes, bildstar en borgers en dat je een aardappel, uit eerbied heel dun moest schillen en eigenlijk niet doormidden mocht snijden.
Ook bloemkolen moesten helemaal heel (zonder stronken en bladeren) op tafel komen.
In de wagenschuur was het altijd donker en rook het droog en stoffig.
Waren Pake en Beppe gelukkig?
Twee zulke verschillende mensen; Pake strijdbaar, sterk en taai, Beppe volgzaam, afwachtend en vaak ziek.
Ik denk dat Beppe een groot incasseringsvermogen had en veel troost vond in lezen. Ze was snel vermoeid, maar door de voortdurende zorg en aandacht van Pake kon toch in 1955 in Rijswijk hun vijftig jarig huwelijk gevierd worden.
Ondertussen is het maanden verder.
Het is nu zomer 2011.
Vorig jaar september logeerde ik bij Aafke van der Zee.
Dat weekend was het een speciale dag voor Tzurnmarum, er was markt, kunstroute en kerkenpad.
Met Aafke ging ik die zondagmorgen naar de kerk, jaren en jaren nadat ik in die kerk in de zomer van 1936 gedoopt was.

Wat heb ik hier in Weesp, waar ik sinds 2008 woon, nu nog in huis van Pake en Beppe?

* het gipsen relief met het laatste Avondmaal uit de gang van Tzumrnarum (hing later in de hal van het huis in Rijswijk)
* het schrijfbureautje uit de mooie kamer
* het naaitafeltje van Beppe, nog uit Enkhuizen, met spulletjes
*een scherf van het puin om de "gedoopte"kerk
*brieven en een preek van Pake
* foto's van mijn nicht Marlin, o.a. van de oude pastorie, gemaakt toen ik met haar in 2008 in Tzummarum was
* dan wat blauw lange lijzen porselein
*een karaf met glas en een spiegel
* een blauw/witte aardewerken test met de naam Theodora Zijlstra, geboren Vogel 1872 erop
* Een kristallen "zuurstel", waarschijnlijk bestemd voor augurkjes en uitjes
* een wit koffiepotje met stenen filter (in de tuit ging een propje krantenpapier, zodat de geur bewaard bleef)
*een gouden brosje met blauw steentje
*een gouden armband (gedeelte van horlogeketting van opa Ruiter, de vader van Beppe)
*een afgesleten zilveren vork en een zilveren lepel
*een tekening van de pastorie
* een paar boeken, (Pake was geïnteresseerd in de historie van Tzummarum en de zgn."Kerkelanden")
* het sleutelmandje van Beppe
* een boordenknoopje
*een handgeschreven dictaatcahier van Beppe met de eerste informatie voor haar verpleegster opleiding in het Binnen Gasthuis in Amsterdam
*het houten bankje dat nu voor mijn huis in Weesp staat
* twee houten klompjes, gekregen van pake en Beppe in de "strenge winter van 1942''
Wat ik ook heb zijn aardig wat brieven, briefkaarten, ansichten en krantenknipsels, handgeschreven herinneringen van mijn moeder, getikte verhalen van mijn zus Hanneke, nog meer foto's, verhalen van mijn zus Ineke en broer Dimitri, allemaal herinneringen aan Pake en Beppe,
Meer dan genoeg voor een volgend project? Wie weet!

Marieke Verheul - van Veen