Kindertijd

De kinderen groeiden op met de vrachtrijderij en het sprak vanzelf dat ze meehielpen in het bedrijf van hun vader.
Uiteraard gold ook voor hen de 'ijzeren wet' van de zwijgplicht over de te bestellen goederen in de auto.
Daaraan werd door niemand getornd.
Het verschijnsel kinderarbeid was in de dertiger jaren nog wijd verbreid in ons land en zeker op het Friese platteland werd het als de gewoonste zaak van de wereld beschouwd dat kinderen meehielpen de kost te verdienen voor hun ouders.
Vader Jan Althuisius maakte daarbij geen onderscheid tussen zijn enige dochter en zijn zoons: iedereen werkte in gelijke mate mee.
Gepkjen en Broer hielpen mee in de bodedienst.
Zijreden daartoe de T- Ford, terwijl Watze op een oude kipper, een Fordson, terpmodder vervoerde uit de buurt van Dronrijp en Welsrijp.
De afgegraven, zeer vruchtbare terpaarde werd dan vervolgens per schip naar de Greidhoek gebracht, waar ze gebruikt werd om de minder goede bodem te verrijken.
De werktijden lagen in die dagen ook wat anders dan nu.
Om een indruk te geven: Watze reed als dertienjarige, - de dorpspolitie deed daar niet moeilijk over -, 's avonds vanaf zes uur tot een uur of elf door,waarna een korte slaapperiode volgde.
Om vier uur in de morgen stapte hij dan weer op de kipper.
Daarnaast hielpen de kinderen ook nog mee op het stukje tuin dat de familie voor eigen onderhoud bezat.
Geen gering programma dus voor een kind dat tussen de bedrijven door ook nog naar school moest.
Watze: Je wist niet beter en ik vond het fijn.