Door alle werk was ik ook een fiere jongen natuurlijk, alle meisjes wilden verkering met me'.
Híj zat toen in de zevende klas van de Christelijke School met de Bijbel,die nog steeds bestaat in Welsrijp.
Daar had hij van de hoofdonderwijzer toestemming gekregen om aan het begin van elke lesdag eerst even bij te slapen, achter in de klas op de houten schoolbanken.
Na een zo’n hazenslaapje kon hij dan wat uitgeruster aan de lessen beginnen.
Een unieke regeling, die op speciaal verzoek van zijn vader getroffen was, want ondanks alles kon Watze goed leren.
Ja, het ging wel goed', bevestigt hij en: 'Daarom mocht ik en dat was een luxe, hoor, naar de Handelsavondschool van directeur Teun Albronda in Franeker'.
Dit gebeurde evenwel op voorwaarde dat het werk thuis doorgang zou kunnen vinden.
'Het moest altijd voorgaan, dat wisten we'.
Er klinkt spijt in zijn stem als Watze zegt: 'Ik heb er maar twee jaar les gehad, toen brak de oorlog uit en moest ik eraf.
Het kon niet meer.
Er was ook geen tijd meer: om vier uur 's morgens moest ik eerst grasmaaien in de bermen en dan kwam nog het vrachtrijden.
Eerst ging dat nog per auto, later heb ik ook veel met paard en wagen gereden.
Het was oorlogstijd'.
Daarmee was de kindertrjd voorgoed voorbij.