Oorlogsjaren

In de winter van 1941 duiken Broer en Watze onder, nadat Sybren door de Duitsers via de Arbeitseinsatz naar Berlijn gestuurd was.
De beide jongere broers bleven in Welsrijp, waar Watze aanvankelijk thuis op de zolder onder de vloerplanken cen schuilplaats vond: 'Het was net een doodskist daarbinnen, het was stikdonker en je kon je niet bewegen.
Daar kon ik niet over'.
Hij vluchtte naar Gaasterland, waar hij in Nijemirdum werk vond bij een vreemde boer, die hem na gedane arbeid meteen weer wegstuurde.
Naar huis terug kon niet, omdat de Duitsers al aan de deur waren geweest.
Gehuld in een wit laken om niet te veel op te vallen in de sneeuw schuilde hij in een schapenkot voor hij over het land een veilig adres kon bereiken.
Hij belandde in Heeg bij een nicht van zijn moeder, Wiepkje Algera, die in het dorp bekend stond als de weduwe Visser.
De Schatting was een prima plek.
Op de boerderij zaten meer onderduikers, die wat boerenwerk verrichtten: ze molken de koeien, sponnen schapenwol en luisterden bij de buurman, - die goed was -, dokter Bruins, naar Radio Oranje om op de hoogte te blijven van het oorlogsverloop.
's Nachts moesten de mannen om veiligheidsredenen slapen op een ander adres, dat alleen over water, 'over de poelen', bereikbaar was.
Op deze afgelegen boerderij van eigenaar Hofstede zaten naar eerst later zou blijken nog eens elf joden verstopt achter de gesloten gordijnen.
Iedere nacht werd er met vier ploegen wachtgelopen, voor welke gelegenheid het ploegje zich heel toepasselijk omdoopte tot 'De Nachtwacht'.
Ook werden er wat karweitjes voor de ondergrondse opgeknapt.
Watze, die de schuilnaam 'Wietze' had aangenomen, zegt over deze periode achteraf, dat hij het gevoel had 'op slot' te zitten.
Maar echte angst heeft hij niet gekend: 'We hoefden alleen maar te overleven.
We hebben ook nooit echt honger gehad en angst..., ach je was jong, daar dacht je niet over'.
Hij was toen al verloofd met Geeske Terpstra.
Watze en Geeske hadden elkaar thuis in Welsrijp een ring gegeven en trouw beloofd.
Dat was nog voor de onderduikperiode.
Via de ondergrondse schreven ze elkaar brieven in geheimtaal en eenmaal hebben ze elkaar stiekem ontmoet.