Na 1953 nam Watze steeds meer de leiding in handen.
Hij deed dit bezield en voortvarend, waarbij hij een goed commercieel inzicht toonde.
Als eerste werd door hem de dienstverlening op een hoger pil getild: er kwam meer klantgerichte service.
De administratie werd geprofessionaliseerd en de kring van relaties van relaties werd uitgebreid.
Daarna ging hij op pad om nieuwe mogelijkheden op vervoersgebied te onderzoeken.
Watze: 'De goederenstroom dáár gaat het om, die moet je altijd in de gaten houden en volgen'.

De concurrentie zag het een tijdje met lede ogen aan voor ze ingreep.
De Spoorwegen probeerden intussen de ondernemende transporteigenaar weg te kopen,toen hij ging concurreren met het vervoer per rail.
Hij was daarbij zo succesvol, dat het spoorlijntje van Leeuwarden naar Tzummarum onrendabel werd en moest worden opgeheven.
Watze: 'Dat heb ik op mijn geweten, ja. Ik deed het goedkoper per auto.
En tegen die spoordirecteur heb ik gezegd: 'Ik ben niet te koop'.
Hij intervenieerde ook bij het lange- afstandsvervoer tussen Friesland en Holland dat per Stanfries-boten geschiedde.
Hij rekende zijn potentiële klanten voor, dat vervoer van hun producten sneller en dus rendabeler over de weg kon plaatsvinden.
Een aanpak die succes boekte: de firma Slump uit Stroobos, een oersolide veevoederbedrijf, stapte als eerste klant over naar de transportonderneming uit Tzummarum.
Er volgden er meer.
Voortaan bracht een vrachtauto aardappelen van de firma H.R. de Jong uit Oosterbierum naar Amsterdam, terwijl diezelfde vrachtauto lijnkoeken uit Krommenie mee terugnam voor Slump.
Een simpele formule die werkte en nog goedkoper uitviel ook.
Er was sprake van een echte doorbraak toen ook de Coöperatie Noordkant, de overbuurman, - 'die zag wat wij voor Slump deden'-, koos voor transport over de weg in plaats van over water.