De firma voerde een zuinig en sober beleid van geen- flauwe- kul.
Een enkel voorbeeld hier zegt voldoende wat dat betreft.
Het dateert uit de beginperiode, toen de wagens nog geen verwarming aan boord hadden.
Dat was een koude bedoening en beslist geen pretje.
Maar toen de heren Althuisius in de strenge winter van 1947/'48 een tweedehands kacheltje voor vijfendertig gulden konden overnemen, moest er eerst drie avonden vergaderd worden over de aanschaf van een dergelijke luxe.
Dat ging zo maar niet.
Die kachel, die kwam er, maar hij moest bij het laden en lossen steeds worden afgedekt, dat was voorschrift, opdat de klant niets te weten kwam van 'dat luxe geval bij Althuisius'.

Het bedrijf liep uitstekend en de groei zette voort.
Er lagen plannen klaar voor uitbreiding en nieuwbouw.
Kortom: de opmars van het familiebedrijf leek niet te stuiten.
Totdat er in 1957 iets gebeurde, dat het hele bedrijf deed wankelen op zijn grondvesten.
Een persoonlijk drama.