Sybren nam de vrijgekomen plaats van zijn broer op kantoor in.
Hij trachtte de zaak zo goed als mogelijk draaiende te houden.
Watze: 'Maar eigenlijk wilden de broers toen alles verkopen.
Zien dat het geld eruit komt en schuldenvrij wezen.
Schuld drukte ons conservatieve mensen allemaal zeer in die tijd'.
Zoals bekend had Sybren een andere bedrijfsopvatting: veel behoudender van aard weigerde hij bepaalde risico's te lopen.
Hij verschilde hierin zeer van zijn jongste broer die de aanval als uitgangsnorm hanteert.
Watze: 'Je kan het niet alleen met werken verdienen, je moet durven investeren.
Stilstaan is achteruitgaan in de ondernemerswereld.
Je moet altijd vooruit'.
Het kostte hem een half jaar om terug te komen.
Watze: 'Toen ik dat half jaar te boven was en alles verwerkt had, dat is mei 1958 geweest, toen wist ik opeens wat ik ècht wilde: met die zaak àlles op àlles zetten.
Tóen is het feest begonnen.
Ik ging dwars tegen alles in.
Dat moest gewoon, d'r op of d'r onder!
Het was natuurlijk ook een uitlaat na die enorme vernedering, een vorm van agressie, zo van: ik zal jullie eens laten zien wat ik kan.
Alles bij elkaar heb ik toen willen bewijzen, - ook tegenover die vrouw van me -, dat ik niet kapot kon'.

Het is te danken aan deze vechtersmentaliteit en aan pure overlevingsdrang dat een groot persoonlijk onrecht van toen, kon worden omgebogen tot het zakelijke succes van nu.