Met een ben vol haringen bij de zeedijk op Arjen de Jong sjouwt een zware ben met haringen bij de zeedijk op.(Zwarte Haan ± 1925).

De vissoorten.
De belangrijkste vissoort, waar het de vissers vooral om te doen was, was de haring.
De soort die hier verscheen was de zogenaamde Zuiderzeeharing, een 26 tot 27 cm. lange, niet erg vette voorjaarsharing.
Deze haring trok naar de Zuiderzee om kuit te schieten en was vooral geschikt om als panharing te bakken, of in gerookte toestand als (bokking) in de handel te worden gebracht; de soort leende zich niet voor het kaken, zoals met de Noordzeeharing geschiedde.
Tot 6 jaar na de afsluiting van de Zuiderzee, in 1932, liet deze soort haring zich, zelfs in zeer grote getale, voor de Friese kust zien.
Hierna was het afgelopen met deze voor de Sédyksters zo belangrijke visserij.
Er kwamen natuurlijk ook wel andere vissen in de fuiken, deze werden als “bijvis”beschouwd.
De bot, die na de haring de belangrijkste handelsvis was, behoorde daartoe.
Deze platvis kan zich zowel in zout als in zoetwater hanhaven.
De gevangen botten werden wel in een kaar achter de boot meegenomen.
Deze kaar had een bootvorm met rondomgaten erin geboord.
Bij de dijk gekomen werden de botten in een vierkante kaar in de sloot achter het huis bewaard.
Deze kaar, een kist met aan alle kanten gaas en een deksel erop, lag aan een stuk touw, waarmee je hem naar de kant trok om de vis er in te doen of er uit te halen.
Tong, geep, flint en rog (in deze volgorde) waren de belangrijkste vis na haring en bot.
Schar, schol en poon werden weggegooid of voor eigen gebruik meegenomen.
Zat er een zalm in de fuik die soms wel 20 pond kon wegen, dan werd deze aan zijn staart vastgebonden aan een speciaal daarvoor aan de mastelbank bevestigd zalmtouwtje en werd met de kop in de bin met haringen gestopt.
Een zalm maakte de hele dag goed; zalm bracht altijd veel geld op.
De visserij op ansjovis werd pas rond 1930 belangrijk.
De vangst geschiedde in de vroege zomertijd met kamernetten of kommen, een vorm van visserij die we hier buiten beschouwing willen laten.
Oesters, mosselen of garnalen werden niet voor de verkoop gevangen.
Soms had men kans een zeehond te vangen, waarvan de opbrengst voor alle vissers van de regel was.
De gebroeders Tjepkema bij de Westhoek waren robbenjagers met een geweer (vergunning).