De verkoop en vangst.
De bij de dijk aangevoerde vis werd geteld en de viskooplui-visjagers-kwamen met hun honde- of ponykarren dan de vis opkopen. (rond 1900).
Deze vis werd in het land verkocht.
In die tijd varieerden, afhankelijk van de aanvoer, de prijzen sterk.
De prijs kon liggen tussen f.0,40 en f. 7,50 per tal haring, de gemiddelde prijs per tal kwam meestal rond f.1,40 te liggen.
Een zalm bracht in 1898 f.2,- per kilo op.
In 1902 berichtten de vissers van onder andere Barradeel niet langer tevreden te zijn met de zeer onvoldoende prijzen, die zij voor hun waar van de handelaren en rokers ontvingen.
De vissers zijn toen begonnen een coöperatieve vereniging op te richten met het doel aan het visbedrijf een bokkingrokerij te verbinden en de afzet van de gezamelijke vangst zelf ter hand te nemen.
In 1904 telde deze Friesche Coöperatieve Vischhandel te Almenum nabij Harlingen al 84 boten.
De oprichting bleek in die jaren aan het doel te beantwoorden.
De haringen werden gedeeltelijk in verse toestand naar Duitsland gezonden, gedeeltelijk gerookt in het binnenland verbruikt.
De verzending van bokking naar Duitsland vond alleen plaats voor Pasen.
In 1910 hadden 130 boten van Zurich tot Zwarte Haan een bruto besomming van f.343,- per boot.
De haringfuiken kostten ongeveer f.22,50 per stuk, waarbij dan nog een behoorlijk bedrag aan bijkomend materiaal kwam.
Bovendien kon de materiële schade door storm en vernieling ten gevolge van de doorvaart van andere schepen gemiddeld f 50,- per boot bedragen.
In 1915 is er overleg geweest tussen de Inspecteur van het Loodswezen in het tweede district en Waterstaatsautoriteiten te Leeuwarden over de vraag op welke wijze het stuk varen van de fuiken door andere schepen kon worden tegengegaan.
Op verzoek van deze beide instanties deed de minister van Marine voortaan mededeling in de “Berichten aan Zeevarenden” over de plaatsen, waar de regels stonden en de wijze waarop zij waren bebakend.
Het erdoorheen varen werd strafbaar volgens artikel 350, Wetboek van Strafrecht.
Of dit heeft geholpen blijft de vraag.
Bij het oprichten van de coöperatie moesten de vissers zich bij contract binden hun vangsten aan de vereniging te leveren.
De niet door contract gebonden vissers verkochten in 1916 echter hun vis ook aan venters.
De vissers uit Het Bildt bleven onafhankelijk van vishandelaren.
Als de vissers uit zee kwamen dronken zij dikwijls koffie bij Jan Heeringa Sèdyk 5.
De aangevoerde vis van de regel “Nooitgedacht” werd dan door hem in zijn functie van boekhouder, genoteerd op een houten bord waarop alleen de voorletters of de initialen van de deelnemende vissers en de vissoorten, bestemd voor de verkoop, voorkwamen.
Dit bord stond altijd op de schoorsteenmantel.
Op een briefje werden deze gegevens geschreven en meegegeven aan de visrijder, die de vis met een platte wagen naar de coöperatie bracht.
Deze rijder hield zich, evenals de vissers, aan het tij, zodat de vangst zo vers mogelijk kon worden afgevoerd.