HET INTERIEUR VAN HET PAND ROPTAZIJL omstreeks 1950.

Inleiding
Over het interieur is alleen concrete informatie beschikbaar uit de periode dat mijn grootvader eigenaar van het pand was, van 1930 tot 1971.
Tussen 1938 en 1959 logeerden de kleinkinderen er regelmatig en deze interieurbeschrijving is voornamelijk gebaseerd op hun herinnering.
Het interieur werd wel goed onderhouden en regelmatig opgeknapt, maar van grote veranderingen hielden mijn grootouders niet.
In grote lijnen bleef alles hetzelfde in de jaren dat ze er woonden en waarschijnlijk verschilde het ook niet veel van het interieur van hun vorige huis wat de huiskamer betreft.
Geld om zich opnieuw in te richten hadden ze in 1930 zeker niet, dus ze hebben vast hun spulletjes zoveel mogelijk op hun oude plaats gezet.

De toegang
In 1930 had het huis geen voordeur, daarvoor was de muur aan de wegzijde veel te laag.
Pas nadat die muur hoger was gemaakt kon er een voordeur aan de zuidzijde van de gang worden geplaatst.
Op het platteland was het normaal, dat iedereen “achterom" kwam.
Maar nadat mijn grootouders een echte voordeur hadden, meldden de meeste leveranciers (bakker, melkboer, groenteman enz.) zich daar.
Dat was gemakkelijker voor mijn grootmoeder, maar bovendien hield mijn grootvader er niet zo van dat ze door zijn domein trokken.
De meeste leveranciers waren tevens "nieuwsboden" en hij had niet alleen een hekel aan roddelpraatjes over anderen, hij wilde over zichzelf en zijn bedrijf ook liefst zo weinig mogelijk roddelmateriaal leveren.
Alleen de petroleumboer kwam achterom, omdat het voorraadvat en de bussen bij de achterdeur stonden.
Vanaf de tijd dat ik zelfstandig naar mijn grootouders fietste ging ik ook altijd achterom.
Maar als mijn moeder op visite kwam dan zwaaide mijn grootmoeder zodra ze haar zag - en langs de dijk was dat al van vrij ver - uitnodigend de voordeur open.

De schuur
De schuur was het domein van mijn grootvader en mijn oom.
Voor zover ze niet visten waren ze daar aan het werk.
Ze noemden het niet de schuur, maar ze waren "bezig in het hok" .
De schuur had een stenen vloer.
Als je via de achterdeur binnenkwam had je links een lange werkbank met een bankschroef.
Erboven hingen rekken met gereedschap, en open kastjes met talloze dozen en kistjes met schroeven, spijkers, scharnieren, krammen enz.
Er was relatief weinig nieuw materiaal.
Alles wat ijzer en koper was werd zorgvuldig uit het aangespoelde hout gehaald en keurig gesorteerd in de doosjes opgeborgen.
Onder de werkbank waren planken en laden met wat groffer materiaal, zoals lange bouten,koevoet, voorhamer en vooral veel fietsonderdelen.
Ook de hond had een plekje onder de werkbank.
Dat werd niet het hondenhok maar "de bunker van Bijke" genoemd, omdat het dier vaak als een volleerd waarnemer met de kop op de rand alle bewegingen van mijn grootvader en oom nauwkeurig volgde en onmiddellijk reageerde als hem iets niet zinde.
Tegenover de bunker stond één van de palen, waarop de zolderbalken rustten.
Aan die paal zaten haken, waaraan oliegoed en lieslaarzen hingen.
Verder links zat een regenwaterbak.
Tussen het einde van de werkbank en deze bak stonden fuikstokken van de binnenvisserij rechtop.
Waar aan het einde links het schuurgedeelte even voorbij het woongedeelte stak, was een kolenhok gemaakt dat was afgedekt met losse planken.
Als de kolen werden gebracht gingen die planken eraf en werden de kolenzakken leeggestort.
Aan de voorkant was een schepgat met een houten schuif gemaakt.
Als je de schuif optrok rolden er wat kolen naar buiten, die je dan gemakkelijk met de kolenschop in de kolenkit kon scheppen.
Omdat er geen schuin aflopende bodem in het kolenhok was gemaakt moest je, als de voorraad kolen minderde, zo nu en dan een bovenplank oplichten en met een grote schop de kolen naar het schepgat schuiven.

Bij de achterdeur meteen rechts stonden het vat en de bussen voor de petroleum.
Vlak daarnaast stonden twee buitenboordmotoren: de grote 'Archimedes, voor de haringboot en de kleine 'Seagull' voor de binnenvisserij.
Vervolgens lagen er stapel s netten , fuiken en hoepels .
Daarna was er een wat ruimere plek, waar de netten werden geboet.
Ze werden opgetrokken aan een touw over een katrol, die in de nok van de schuur was opgehangen , zodat ze mooi strak hingen bij het repareren.
Daarom zat er in de hoge vliering van de schuur een uitsparing. op die vliering werden nog meer netten bewaard, maar ook het aangespoelde hout van betere kwaliteit, zodat bij een eventueel bezoek van de strandvonder het niet meteen in het zicht lag.
De grote hoepen van de haring- en tongfuiken werden niet in deze schuur bewaard, maar in een keet bij het Fiskerspaad onder Sexbierum, vlak bij de plek waar in zee werd gevist.
'sWinters stond midden in de schuur een kachel, die uitsluitend met brandhout van 'bût' werd gestookt.

Tegen de achterwand - rechts van het kolenhok - stond een tweedeurskast waarin de klossen garen en touw en de breinaalden werden bewaard.
Links en rechts van deze kast stonden de fuikstokken van de herfstvisserij op paling, die werd uitgeoefend op de glooiing en de hoofden.
Iets verder rechts van de kast stond de trap naar de zolder boven de huiskaMer.
Die zolder was afgeschut en aan weerskanten onder het schuine dak waren een soort bedsteden met schuifdeuren geMaakt, die kooien werden genoemd.
Eén daarvan was ons logeerbed, opgemaakt met zachte, roodbonte flanellen lakens.
In dat heerlijke bed werden we dan door het geluid van de golven, die onophoudelijk tegen de glooiing rolden, in slaap gezongen.
Onder de trap werd brandhout bewaard.
Rechts van de trap was een wel geslagen (Fries: saat), waar een putrand met deksel boven was gebouwd.
Zo dicht bij de zee was er dus zoetwater, maar het was wel erg schraal en hard.
Naast de wel stond een grote houten bak met turf en aanmaakhoutjes.
Voor die bak lagen een hakblok en een bijl klaar, zodat in een verloren vijf minuten de voorraad aanmaakhoutjes gemakkelijk kon worden aangevuld.
Als ik er logeerde was het één van mijn vaste taken, waarmee ik "de kost moest verdienen".
Mijn grootmoeder maakte het vuur in het fornuis aan met behulp van een stukje turf, waarop ze wat petroleum goot, en een handvol aanmaakhoutjes .

We zijn dan aangekomen bij de schuifdeur in het schot, dat de keuken afscheidde van de schuur.
Voor de schuifdeur lag een houten vlondertje met een mat.
We deden de klompen uit voor het vlondertje, stapten op sokken op de mat, deden de schuifdeur open en stonden op de scheiding van keuken en gang.

De keuken en de gang.
De gang had een houten vloer, die doorliep tot voorbij de schuifdeur .
Daarna begon de keukenvloer van kleine gele steentjes.
Nog net op de planken van de gang stond een gele tweedeurs “diggelkast”.
Waarin de borden, schalen, kopjes enz. werden bewaard.
Bovenop de kast stonden twee groene vazen.
Eén van de kastdeuren was een vliegendeur, een deur van gaas, want die helft van de kast fungeerde als provisiekast: brood, beschuit, roggebrood, maar ook de schalen met kliekjes werden daar bewaard.
Naast de kast stond het aanrecht: gele kastjes met een rood houten blad erboven.
Op het aanrecht stonden twee petroleumstellen, waarop het eten werd gekookt sinds het fornuis was afgedankt.
Het aanrecht had geen gootsteen.
Mijn grootmoeder waste af in een teiltje en het afwaswater leegde ze op de gele steentjes, op de plek waar die in de vorm van een goot afliepen naar het spoelgat.
Het spoelgat was een gat in de muur, dat de goot binnen verbond met de goot buiten, die afliep naar de dijkvaart.
De kookpannen droogde ze niet af, maar die liet ze uitlekken boven de binnengoot.
Het spoelgat werd afgesloten met een houten prop, zodat er geen ongedierte naar binnen kon.
Voor het aanrecht lag een royale houten vlonder, zodat mijn grootmoeder geen koude voeten kreeg op de stenen vloer.
Aan de andere kant van de keuken stonden onder een tafel de houten wastobbe en de zinken teil op de gele steentjes.
Het wasbord hing aan het houten schot.
Daaraan hingen ook een rekje met pollepeIs en de emaille bakjes met zand, zeep en soda.
Om het vuile werkgoed van de mannen schoon te krijgen werd het op de steentjes met een handboender geschrobd, waardoor meestal het vuil wel wegging maar de slijtage ook hevig was.
Het wasgoed werd uitgespoeld in het water van de dijkvaart.
In de hoek van de keuken zat de deur naar "het huisje".
Het huisje zelf was in de schuur gebouwd.
Onder de houten betimmering stond een zinken emmer.
Zoals gebruikelijk kon het zitgat worden afgesloten met een houten deksel.
De gehele bovenplank kon worden opgetild om de emmer te pakken.
Deze werd bij eb achter de dijk geleegd, zodat het opkomende water alles kon wegspoelen.
Mannen gebruikten voor een enkele plas niet het huisje, want dan zou de emmer veel te vlug vol zijn.
Zij waterden op de wal van de dijkvaart, boven de goot achter een tegen het stokkenhok getimmerde plank.
Om vanuit de keuken in de kamer te komen liep je door de gang.
De planken in de gang waren roodbruin geverfd en daarop lag een chinese mat.
Halverwege de gang stond de fiets van mijn grootmoeder onder een laken, want in de schuur zou hij veel te stoffig worden en zou hij bovendien in de weg staan.

De huiskamer
Het kozijn van de kamerdeur was zo laag, dat mijn ooms altijd even noesten bukken om zonder kopzorgen de kamer in te kunnen gaan.
De vloer van de huiskamer was eveneens roodbruin en in het midden lag een chinese mat.
Van de deur naar die mat lag een korte loper.
Meteen rechts tegen de west muur stond een ongeveer 1,20 meter hoge kast.
Bovenin zat een lade, waarin mijn grootmoeder belangrijke papieren, foto's en sieraden bewaarde.
Onder de lade zaten twee deuren, elk met drie kleine matglazen ruitjes, en daarachter bewaarde ze linnengoed.
Dit was echt "Beppe's kast" waar de mannen nooit aan kwamen.
Op deze kast stonden twee vazen, die haar oudste broer ooit had gewonnen met kaatsen.
Aan de muur boven de kast hingen twee grote ingelijste fotoportretten van de wederzijdse moeders.
Iets verder hing de klok, een zogenaamde regulateur.
Het uurwerk zat in een houten kast met ruitjes voor en opzij en het had een vrij lange slinger.
Daaronder stondeen theekastje met glas in het deurtje en aan de zijkanten.
Op het kastje stond een theeblad met het theelichtje, de theepot en de kopjes.

Aan de noordzijde van de kamer was het donkergroene bedschot, met twee bedsteden gescheiden door een kast .
Voor het hele bedschot langs lag een loper en er stonden vier stoelen voor: in elke hoek eentje en tussen de "scheiding" van kast en bedsteden.
Op de stoel in de verste hoek vanaf de kamerdeur lag een kussen met een schip erop geborduurd.
Links en rechts van de kastdeur hingen bijna tegen de lage, eveneens donkergroen geverfde zolder, Delfts blauwe borden.
Op de ene zag je twee molens, op de andere een vader met kind pootje badend in zee.
In de oostelijke bedstee sliepen mijn grootouders, in de andere mijn moeder toen ze nog in huis was en wij als we er logeerden.
In de laatste werd na de oorlog een ijzeren stang gemaakt, zodat daarin kleding kon worden gehangen.
Ons logeerbed was daarna op zolder.
De strozakken met de roodwit geblokte tijken werden elke ochtend van hun plaats getrokken om te "1uchten" en daarna omgekeerd.
Onder de bedsteden was een ruimte, die als kelder werd gebruikt.
Daar werden bijvoorbeeld in de winter de aardappelen bewaard en in de herfst een kist appels.
Onder de oostelijke bedstee lagen plavuizen, de andere had een keldervloer van gele steentjes.
In de diepe kast werd het glaswerk bewaard.
Er was geen trapje in gemaakt, om dat je in dit lage huis gemakkelijk bij de bovenste plank kon.

Tegen de oostmuur stond het 'kammenet', een kabinetmeubel.
Dit bestond uit twee delen.
De onderste helft had twee laden en twee deuren.
Achter die deuren lag linnengoed en kleding.
In de laden werd onder meer de visserijadministratie bewaard.
De bovenste helft bestond uit diverse kastjes met glazen deurtjes en had onder in het midden een spiegel.
Her en der stonden diverse fotolijstjes.
Bovenop stonden twee vazen en een bakje van Delfts blauw.
De vazen raakten bijna de zolder.
Onder het kammenet stond de kwispedoor, waarin mijn pruimtabakkauwende grootvader regelmatig het pruimtabakssap spuugde.
Wij keken daar niet van op, want het hoorde bij hem.
Tussen het kammenet en het oost raam stond een stoel,waarvan mijn grootvader de rugleuning gebruikte om zijn breiwerk (van fuiken) aan vast te maken.
Daarboven hing de krantenhanger aan de muur .
In de zuidoosthoek van de kamer stond de tafel .
Helemaal in de hoek stond op een klein tafeltje de radio.
Hun eerste radio was door de jongste broer van mijn grootvader gebouwd van het VARA zelfbouwpakket, ongeveer in 1930.
Aan de oostwand boven de radio hing de barometer, die altijd het weerglas werd genoemd.
Zowel bij het oostraam als bij het oostelijk zuidraam hingen kleine katrolletjes aan de zolder, waaraan eveneens breiwerk werd opgehangen.
Er werd het meest in de winter gebreid, want dat was de stille tijd voor de visserij .
Zo dicht bij het raamviel het licht het beste op hun werk.
Overigens konden zowel mijn grootvader als mijn ooms nog vrij lang "op hun gevoel" doorbreien als het schemerig werd.
Maar op een gegeven moment werd het toch te donker en brak het schemeruurtje aan.
Soms was dat heel gezellig, namelijk als je kon luisteren naar de verhalen van de grote mensen.
Maar soms zaten die rustig te zwijgen en duurde dat schemeruurtje- zeker toen ik klein was - heel lang.
Want pas even voor zessen mocht de lamp aan, als mijn grootmoeder het avondeten ging klaarnaken.
Aan een van de zolderbalken was een plank gemaakt , waarop de werkvoorraad aan breikatoen en breinaalden lag en ook de voorraad pruimtabak en sigaren.
Omdat het huis zo laag was konden de mannen gemakkelijk met half gestrekte arm iets van die plank pakken.

Tussen de ramen van de zuidgevel zat de schoorsteenboezem en daaronder stond het fornuis.
In de winter werd er ook een kachel gezet.
Die stond een flink stuk voor het fornuis, bijna midden in de kamer en de kachelpijp stak hoog in de schoorsteenboezem, zodat mijn grootmoeder er onderdoor kon als ze voor het fornuis stond.
Tot ongeveer 1950 is daarop gekookt.
Daarna werd de schoorsteen verplaatst naar de zuidwesthoek van de kamer, het fornuis verdween en mijn grootmoeder kookte op de petroleumstellen in de keuken.
De tafel kwam tussen de zuidramen te staan en tussen die muur en de tafel werd het theekastje gezet.