Foto: Een van de huisjes aan de zeedijk die moeten verdwijnen.

Hier woonde Thijs Bouritius.

bron: Kees Draaisma.

Dêr’t de dyk it lân omklammet.

Wenje de Sédyksters yn harren âlde en minder âlde, mar jimmer skildereftíge húskes.
Dy húskes - en de Sédyksters - moatte der wei foar de dyksforheging.
In stíkje Fryslân sil fordwíne, mei syn dykshúskes en dranksteden en syn tíge aparte sfear, Sa mar?

Werk tussen Harlingen en Statenhoofd had al moeten beginnen…

Als wij zeven jaar verder zijn, ziet het er tussen Harlingen en het Statenhoofd heel anders uit aan de zeedijk.
Er zal praktisch geen van de tussen de dertig en veertig huisjes meer staan, die er nu nog een doorgaans schilderachtige bedoening, vormen, de zeedijk, waarvan de kruin nu gemiddeld zeven meter boven NAP ligt, zal tot 9.15 meter opgehoogd zijn en de grondslag ervan van twintig meter (breedte) op zo’n 44 meter gebracht.
De weg is dan naar de vaart verhuisd, die op zijn beurt ook weer van plaats is veranderd en niet breder wordt dan een meter of acht, terwijl hij nu hier en daar 20 tot 24 meter breed is.
Er zullen geen oud-vissers meer over de Waddenzee staren en de recreanten, die soms het slachtoffer van een soort windhandel zijn geworden, zullen de rust en de ruimte elders moeten zoeken.
Zo als de permanente bewoners - op enkelen na, die ver genoeg van de dijk af wonen -- dan ook allemaal verhuisd zijn naar de dorpen van Barradeel.

De Provinciale Waterstaat, die voor het waterschap Der Vijf Delen Zeedijken Binnendijks de plannen heeft gemaakt voor een dijkverhoging over ruim dertien km, heeft de uitvoering in gedeelten ontworpen: eerste vak Harlingen- Roptazijl, tweede Roptazijl - Frousleane - Vrouwenlaan zegt het bestek, dat moeite heeft met de Friese straatnamen in Barradeel), derde Frousleane - de Slachte, waarna nog twee vakken in de richting Koehoal moeten volgen, maar daaromtrent heeft men bij het waterschap nog geen plan gezien.
Men begint nu met het derde vak, lang drie km, en werkt naar het westen toe.
Dat gebeurt om de mogelijkheid open te houden, dat de havenplannen van Harlingen verwezenlijkt worden, zodat men geen dubbel werk hoeft te doen.
,,Men begint nu”….Ja, maar men hád al aan het werk moeten zijn.
De aanbesteding zou in december plaatsvinden en men zou in maart zijn begonnen.
Maar er is nog niets gebeurd en waarschijnlijk kost dat uitstel geld, want neer verluid wil de aannemer, die het stuk ten zuiden van Harlingen had gemaakt, nu niet langer meer wachten en haalt hij zijn kostbaar materiaal, dat anders werkeloos zou zijn, weer naar het westen.
Intussen schijnt de oorzaak van de stagnatie niet in Leeuwarden te zitten, maar in Den Haag en het betreft ? hoe kan het anders? ? natuurlijk weer de penningen.

Een onzekere en vervelende situatie.
Ook voor de bewoners van de (zeven) huisjes in dit derde vak, die moeten verhuizen, maar nog niet weten, waar zij financieel aan toe zijn.
Want ook hun ,,gevallen" zijn nog niet rond.
Er is echter geen -sprake van, dat zij ? die het ook niet kunnen helpen dat zeedijk op Deltahoogte moet worden gebracht ? in de steek worden gelaten.
Wel is het zo, dat zij allemaal wonen op grond van het waterschap, dat met hen langlopende zogenaamde opstalcontracten heeft gesloten.
Op grond hiervan kan het waterschap zonder enige schadeloosstelling de grond weer aan zich trekken.
Dit zal evenwel niet gebeuren: Rijk en waterschap samen zullen de kosten van verhuizing en inrichting van de andere woning, tot een bepaalde grens uiteraard, betalen, terwijl de eigenaren die willen herbouwen, maximaal f 1500.- kunnen ontvangen voor de onrendabele top.
Ook is het mogelijk, dat het Rijk bijdraagt in de kosten van meerdere hier.
Barradeel heeft al een extra volume voor tien woningwetwoningen gekregen en meer aangevraagd.
Dit wil echter niet zeggen, dat de Dyksters zo’n huis moeten huren.
Misschien vinden sommigen het prettiger een kleiner of ouder huisje te betrekken en dan kan er zeker geruild of opgeschoven worde.

Er wordt stellig naar billijkheid gehandeld en de overheid is soepel.
Of niettemin toch niet enkelen zich bekocht zullen voelen?
De indruk bestaat (en dat is heel keurig gezegd), dat bij de doorverkoop van leeggekomen huisjes aan recreanten niet steeds duidelijk is gemaakt, dat vroeg of laat de ,, tweede woning” (vaak al een krot…) als gevolg van de komende werken al heel gauw zou moeten verdwijnen.
Er vallen stellig slachtoffers.
L.C. 19 maart 1966.